Aflevering 4. WAT AANDACHT KRIJGT, GROEIT, WAT AANDACHT MIST, VERPIETERT.
Toen Gonnie acht was, stierf
haar moeder en daarmee verdween het zonnetje uit hun huis. Voor haar vader, die achterbleef met veertien kinderen, was er natuurlijk ook weinig te
lachen.
Hij deed z’n best om goed
voor al die kinderen te zorgen, maar in de praktijk kwam het erop neer dat de
oudsten moederden over de jongsten. Zij was een van de vier jongsten, een van
de ‘blagen’ die aan een aparte tafel moesten eten voordat de anderen kwamen, omdat ze niet allemaal aan de grote tafel pasten.
De blagen hadden weinig in
te brengen, want niemand had tijd om naar hen te luisteren. Ook hun vader
beschouwde hun als last. Als Gonnie iets van hem nodig had, zoals een
handtekening op een brief voor school, mopperde hij dat hij wel wat
belangrijkers te doen had. Daarom ontweek ze hem, want zijn boze stem en
geïrriteerde woorden maakten haar bang.
Hij bezat een
tuindersbedrijf en ze vonden het allemaal vanzelfsprekend om daar een handje te
helpen. Zijn personeel droeg hem op handen, want hij was een goede werkgever.
Gonnie ontwikkelde zich tot
een stil, verlegen meisje dat in haar eigen wereldje leefde. Na de Mavo moest ze
thuis mee aanpakken. Toen al de anderen het huis uit waren, woonde ze jaren alleen met haar vader. Iemand moest toch voor hem zorgen, maar toen ze zwanger bleek 'moest' ze wel trouwen en vertrekken. Daar voelde ze zich haar hele leven schuldig over. Ze kreeg vier kinderen, erg slimme kinderen... Het kon dus niet anders dan dat Gonnie zelf ook
behoorlijk intelligent was. Maar haar intelligentie was nooit een factor van
belang. Er was voor haar nooit ruimte geweest om te studeren en zich verder te
ontwikkelen.
Toen haar jongste voor het
eerst naar school ging, vond ze een part time baan. In het tuindersbedrijf
waar ze terechtkwam, kon ze haar werktijd goed combineren met de zorg voor haar
kinderen. Ze werkte er jarenlang met veel plezier en was trots op de
innovatieve technieken die er werden toegepast.
Soms mocht ze nieuwe, vaak anderstalige, collega’s
inwerken. Dat vond ze leuk en kon ze goed. Tijdelijk mocht ze ook de plantmetingen doen. Ook dat beviel haar wel en het bracht de broodnodige
variatie in haar werk. Maar de vreugde was altijd van korte duur. Er was altijd
weer iemand anders die ‘meer recht’ had op zo’n klus. Als Gonnie vroeg, waarom,
kreeg ze geen antwoord.
Wat restte, was het zware, saaie en eentonige werk dat haar steeds meer ging tegenstaan. Ze was permanent doodmoe, sliep slecht, ging steeds meer piekeren en het gevoel er weer niet toe te doen maakte haar chagrijnig en opstandig. Ook ontwikkelde ze migraine, hoge bloeddruk en chronische duizeligheid. Maar als ze er iets over zei, kreeg ze een grauw en een snauw. Van bore-out had ze nog nooit gehoord, maar toen ze er later over las, wist ze dat ze ziek was geworden van verveling. Natuurlijk ook doordat ze alle onredelijke opdrachten van hogerhand zonder weerwoord uit moest voeren, maar vooral van het gevoel weer niet gezien te worden.
De situatie liep zo hoog op dat
ze tijdens een ruzie met haar bedrijfsleider waarin ze tot overmaat van ramp te
horen kreeg, dat haar collega’s niet meer met haar wilden omgaan, (waar ze zelf niets van merkte) midden op de
dag ziedend de deur uit liep en nooit meer terugkwam. Na een conflict dat zich
maandenlang voortsleepte, vertrok ze definitief met een
vaststellingsovereenkomst.
Ze zat een dik jaar thuis met het gevoel volkomen nutteloos te zijn, maar toen ik haar voor de tweede keer sprak, had ze een nieuwe baan in de zorg en merkte op: ‘Voor mij heeft het gelukkig goed uitgepakt. Het werk dat
ik nu doe, schenkt me veel voldoening.’ Maar de herinnering aan de onverschilligheid en ongeïnteresseerdheid van haar voormalige werkgever was voor haar nog steeds onverteerbaar.
boek bestellen? www.ereprijscoaching.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten