Aflevering 1. ‘WERKEN DOE JE OM GELD TE VERDIENEN EN DAARMEE BASTA!’
Ze nam zelf contact met me
op en vertelde me dat ze veel in mijn boek herkende. Dat veel puzzelstukjes op
hun plek vielen, toen ze het las. Nu mag ik haar interviewen voor mijn derde
boek. Zo kan ze eindelijk haar verhaal vertellen en hebben anderen er misschien
nog wat aan.
Ik hoor hoe eenzaam haar leven is en vraag naar haar jeugd. Ze is de oudste van twee zusjes en haar
vader heeft – zo weet ze nu – psychopathische trekken. Hij kent alleen zijn
eigen gelijk en wie dat niet erkent, kan op zijn sodemieter krijgen. Verbaal,
maar dat is erg genoeg.
Als ze thuis kwam van school
liep ze op eieren. Hoe zou zijn muts staan, zou hij zich ‘normaal’ gedragen of moest ze weer op een
preek rekenen met de nodige ongenuanceerde teksten, kleineringen en
scheldwoorden?
Volgens hem was ze te dom om
voor de duvel te dansen. Dat vond hij overigens van iedereen. Ze leerde zich
klein te maken, onopvallend te zijn, er helemaal niet meer te zijn. Als je er
niet was, kreeg je geen brute donderpreken. Er niet zijn was veilig, maar
maakte ook eenzaam. Zo verloor ze haar levendigheid en haar ondernemingskracht.
Vrienden had ze niet,
tenminste niemand die ze meenam naar huis naar die botte en onvoorspelbare
vader. Haar zus was rebelser. Toen zij de deur uit ging, bleef ze alleen met
haar ouders achter.
Ze begon aan allerhande
studies, maar maakte er geen af. Ze kon immers niets, hoe zou ze een studie tot
een goed einde brengen? Haar werk was aanvankelijk oké, maar na enkele jaren groeide
de tegenzin door het gebrek aan uitdaging en gezonde prikkels.
De herhaling Ingen, het voorspelbare, de ontbrekende initiatiefmogelijkheden.
Ze ging er de kantjes vanaf lopen,
terwijl ze eigenlijk heel perfectionistisch was. Haar vader nam immers geen
genoegen met minder. Ze had steeds minder energie, vond alles verspilde
tijd en zinloos, had het gevoel door een moeras te ploeteren en ontwikkelde depressieve
klachten. Ook nu was er niemand om mee
te praten. Geen vrienden en bij haar ouders hoefde ze niet aan te kloppen:
‘Werken doe je om geld te verdienen en verder basta,’ aldus haar vader.
Verdrietig kijkt ze voor
zich uit bij de herinnering aan de eenzaamheid en de hopeloosheid van die
periode. De nood werd zo hoog dat ze tenslotte uit het moeras wist te kruipen
en ging solliciteren. Gelukkig woonde ze intussen zelfstandig en merkte haar
vader er niets van. Pas toen ze hoog en droog op een andere werkplek zat,
durfde ze het haar ouders te vertellen. Zij hadden nergens last van gehad en er
volgde gelukkig geen ruzie.
Behalve zijzelf had niemand
ergens last van gehad. Ze sprak immers met niemand, ook niet op haar werk en
worstelde dit proces moederziel alleen door.
Nog steeds vecht ze tegen depressies, maar haar nieuwe werk laat haar even stralen. ‘Had ik het maar tien jaar eerder gedaan!’ en peinzend zegt ze erachteraan: ‘Maar hoe, als je nergens op hulp kunt rekenen?’