zondag 23 februari 2020


Over het verband tussen Ereprijs en boreout

Waarom heb je je bedrijf “Ereprijs” genoemd, wordt mij nogal eens gevraagd. Sinds ik het verhaaltje, waarin ik dit uitlegde, van mijn website heb gehaald, is dat inderdaad niet meer zo duidelijk voor de lezers. Het bloemetje in het logo helpt blijkbaar ook al niet.


Meestal reageer ik met een wedervraag: Waarom denk je? Dan blijkt, dat de associatie, die veel mensen hebben met het woord ‘ereprijs’ te maken heeft met wedstrijden en prijsvragen. Als je die hebt gewonnen, als je daarmee zelfs nog meer verdiend hebt dan de hoofdprijs, krijg je een ereprijs.

Dat is best leuk bedacht, maar ik zou niet kunnen verzinnen, waarom ik een coachbedrijf zo zou noemen, als dit de onderliggende betekenis zou zijn. Mijn bedoeling is anders en ze is tweeledig.

Ten eerste is een ereprijs een onkruidje met veel verschillende varianten en denk dan maar meteen aan de uitdrukking: “Onkruid vergaat niet!” Het lijkt op het eerste gezicht wat oneerbiedig om mensen en met name cliënten met onkruid te vergelijken, maar toch doe ik dat. Ik ben er namelijk van overtuigd, dat iedereen, wat hij ook heeft meegemaakt, hoe verwrongen en beschadigd hij in zijn ontwikkeling ook is geraakt, hoe hij psychisch ook op sterven na dood is gegaan, voldoende mogelijkheden in zich heeft om dit te boven te komen. Als hij wil en als hij hulp zoekt. Iedereen heeft hulpbronnen in zichzelf en/of kan die in zijn omgeving vinden om te herstellen en weer ‘heel’ te worden. De mens is als de ereprijs: hij kan alle tegenslag overwinnen en vergaat niet.




De andere reden heeft te maken met een aspect van ‘systemisch werken’’, zoals dat oorspronkelijk door Bert Hellinger is bedacht.  Een van de uitgangspunten hierbij is, dat je nooit geheel waardevrij kunt handelen. Welke keuze je ook maakt, je moet er altijd wat tegenover stellen. Zo heb ik op mijn zestigste besloten een goed betaalde baan op te zeggen. Dat leverde me vrijheid op en was op dat moment absoluut bevorderlijk voor mijn gezondheid en mijn welbevinden. Maar ik leverde ook in: vanaf dat moment had ik geen collega’s en tijdelijk geen werk meer en mijn inkomen maakte een enorme duikeling. De prijs van de eer, de ereprijs.

Dat is wat ik ook mijn cliënten altijd voorhoud: dat ze zich goed moeten realiseren, dat een gemaakte keuze op een bepaalde manier altijd betaald moet worden. Kiezen is meestal ook verliezen. Dat is pijnlijk, maar eigenlijk ook wel eerlijk. You cann’t have it all!

Wat dit verhaal te maken heeft met het fenomeen ‘boreout’? Als je deze ziekte aan den lijve ondervindt, zitten er ook nogal wat keuzemogelijkheden aan vast. Meld je de door jou tijdens je werk ervaren verveling bij je werkgever? En als hij vervolgens niets voor je wil of kan betekenen, wat doe je dan? Als je besluit je dan maar te voegen en te blijven waar je bent, heb je daar misschien een goede reden voor. Je bent kostwinner en hebt de zorg voor je gezin. Je hebt een leeftijd, waarop je nauwelijks nog een andere baan kunt vinden. Je werk is zo specialistisch, dat er vrijwel geen andere banen in te vinden zijn. Er zijn er vast nog meer. Blijf dan zitten waar je zit en verroer je niet… Maar je kunt de sprong ook wagen en trekt de wijde wereld in. Maar dan?

Ook jij kunt niet verwachten, dat je waardevrij kunt vertrekken. Dat je tabee zegt tegen je oude baan en jou bij de uitgang iemand staat op te wachten met een nieuwe, die alle kenmerken bezit, waarvan jij tot nu toe alleen maar hebt kunnen dromen en goed betaald wordt bovendien. Of dat je de lotto wint en helemaal nooit meer hoeft te werken. Alleen nog maar hoeft te doen, waar je zin in hebt.

Als je ervoor kiest je oude werk vaarwel te zeggen, betekent dat winst. Je hebt de vrijheid om verder te zoeken en hoeft je nooit meer te onderwerpen aan de saaiheid en verveling van die baan. Maar het brengt ook onzekerheid met zich mee en kost je ook een prijs: je kunt gaan studeren en een totaal andere richting in gaan, maar moet dan misschien tijdelijk op een houtje bijten, je kunt voor jezelf beginnen met alle startersrisico’s van dien, je kunt een droombaan aannemen, wat het werk betreft, maar met helaas een heel wat lager salaris. Is het gras bij de buren echt wel zoveel groener? Het zijn enkele 'kosten', die je mogelijk maakt, als je zonder enige garantie de gevonden kansen grijpt: de prijs van de eer, de ereprijs.

Wil jij de kans op een meer bevredigend werkzaam leven, dan kan dat niet zonder risico’s te nemen. Wat wil je  liever: langzaam wegkwijnen in je oude baan of de sprong wagen in het diepe en de wijde wereld ingaan? Hoeveel last heb je van de status quo?  Alles heeft zijn prijs, welke keuze je ook maakt.

Ik heb het antwoord destijds wel geweten en heb er nooit spijt van gehad. Worstel, ga de strijd aan met jezelf en kom boven. Wees als de ereprijs en verga niet!





vrijdag 14 februari 2020


‘le travail éloigne de nous trois grands maux: lénnui, le vice et le besoin
“werk behoedt ons voor drie grote kwalen: verveling, ondeugd en gebrek”

Voltaire, Candide, oú l’optimisme (1759)



Over boreout en het ongelijk van Voltaire


Een halve eeuw geleden zat ik in de voorexamenklas van de MMS. Voor wie nooit van dat schooltype gehoord heeft: MMS betekent Middelbare Meisjes School en zoals de naam zegt: daar zaten alleen meisjes. Als ik de MMS-opleiding vergelijk met de huidige schooltypes, dan leek ze  nog het meest op Atheneum met een Cultuur en Maatschappij-profiel (C&M). Je deed eindexamen in de talen Nederlands, Duits, Engels en Frans en aardrijkskunde en geschiedenis. Daarnaast werd op je cijferlijst het gemiddelde vermeld dat je behaald had voor de vakken, waarin je wel les kreeg, maar geen officieel examen deed: natuurkunde, scheikunde, biologie, kunstgeschiedenis en daarnaast had je nog tekenen, gymnastiek, handenarbeid en zelfs handwerken. Na het mijne was er nog één MMS-eindexamen, waarna  dit onderwijstype voorgoed van het toneel verdween, net zoals de HBS en de MULO.
Ik was op de MMS terecht gekomen met een gymnasiumadvies, maar het gymnasium was binnen mijn familie en ook qua afstand in die tijd een brug te ver, zeker voor een meisje.

Hoewel het allemaal wat aan de makkelijke kant was voor me, was het pakket me inhoudelijk op het lijf geschreven. Ik was een talenkind en hoewel ik beslist niet dol was op de exacte vakken, vond ik ook de rest prima te doen. Na Nederlands deed ik Frans het liefste, niet in de laatste plaats dankzij mijn docent, de heer Van Dijk, die boeiend les gaf, super aardig was en voorliep op zijn tijd. Hij organiseerde tot onze vreugde een reis naar Parijs voor ons en liet ons zijn geliefde taal oefenen met toneelstukjes, wat in die tijd nog zeer uitzonderlijk was. Van het exemplaar waarin ik de moeder van de zieke Jean mocht spelen, herinner ik me na vijftig jaar van beide rollen het begin nog woordelijk: “Jean, es tu malade, tu es si pale…?” (Jean, ben je ziek, je ziet zo bleek?)

Natuurlijk moesten ook wij boeken lezen voor ons eindexamen en hoewel het  aantal bij vier talen er niet om loog, deed ik ook dat niet met tegenzin. Voor de vaste paradepaardjes, waar tig uittreksels van in omloop waren, trok ik mijn neus op. Ik wilde originele boeken lezen en die uittreksels maakte ik zelf wel. Zelf maken betekende in die tijd ook echt zelf maken, want internet bestond nog niet en in onze stadsbibliotheek was nauwelijks wat te vinden.




Zo las ik ook “Candide, où l’optimisme” (1759) van de grote Franse schrijver en filosoof,  Voltaire. Toen ik pas samenvattingen op internet raadpleegde om de inhoud ervan op te halen, zag ik, dat de meeste leerlingen het tegenwoordig in een Nederlandse vertaling lezen. Die was in mijn tijd niet eens beschikbaar, dus ik las het boek in het Frans, zoals dat volgens mij ook hoort, als je examen doet in dat vak.

De jonge Candide leeft op het landgoed van baron Thunder-ten-Tronk en krijgt daar les samen met diens dochter, Cunégonde en haar broer. Hun leraar is de optimist, Pangloss, een vurig aanhanger van de filosofie van Leibniz en ervan overtuigd, dat “in de beste wereld, die mogelijk is, alles zo goed is als het kan.” Dat is nogal een theoretisch concept, maar Pangloss is ervan overtuigd, dat ze in hun tijd in zo’n “beste wereld” leven.
Candide  wordt van het landgoed verjaagd, omdat hij met Cunégonde heeft "gerommeld", slaat aan het zwerven en raakt er tijdens zijn avonturen steeds meer van overtuigd, dat de wereld helemaal niet zo ‘best’ is. De vraag is dus: wat klopt, het pessimisme (of realisme?) van Candide, of het optimisme van Pangloss? Vandaar de titel: Candide, of het optimisme?




Aan het eind van het verhaal is niemand gelukkig. Een oude Turk geeft het advies, dat in het motto bij deze tekst verwoord is: werken is de enige oplossing, want zo verdrijft men de verveling, de ondeugd en de armoede.

Ik heb het me destijds niet gerealiseerd en had het als vijftienjarig meisje zonder werkervaring ook niet kunnen weten, maar Voltaire, wiens overtuiging dit natuurlijk is, heeft hier grotendeels ongelijk. Tenminste in onze tijd. Werk behoedt ons niet per se voor verveling, ondeugd en gebrek.

·         Gebrek is het enige van de drie genoemde elementen, dat je met werk in onze contreien  inderdaad min of meer kunt voorkomen. Met werk voorzie je in je levensonderhoud  en je moet maar afwachten, of je wat beters vindt, als je werk je niet aanstaat. Dat is in veel gevallen de voornaamste reden, dat men het dan toch blijft doen. Daar is ook helemaal niets mis mee, als je het voor jou oninteressante werk bijvoorbeeld kunt compenseren met leuke hobby’s, aantrekkelijk vrijwilligerswerk en/of omgang met lieve mensen in je familie of  netwerk. Ook als je prettige collega’s hebt, kan dat voor jou voldoende reden zijn om je onaantrekkelijke of saaie werk te blijven doen. Wie werk vooral of alleen ziet als bezigheid om de kost mee te verdienen, zal het ook blijven doen,  als het niet meer oplevert dan dat.

·         Ondeugd is het element waar ik al meer vraagtekens bij plaats. Wie mijn artikel “Boreout en het doden van de tijd” eerder  in mijn blog gelezen heeft, zag, dat mensen die omkomen in sleur en saaiheid tijdens hun werk zich volgens de heren Werdner en Rothlin vaak schuldig maken aan op zijn zachtst gezegd vreemde activiteiten. Ze draaien zich in bizarre bochten om de wereld om hun heen de indruk te geven dat ze genieten van hun werk en het er erg druk mee hebben. Ik ben het weliswaar niet eens met hun stereotyperingen en nog minder met de vooroordelen, die eronder liggen, maar ik weet, dat mensen die zich door hun werktijd heen moeten worstelen uit protest wel degelijk nu en dan dingen doen, die onder het kopje ‘ondeugd’ kunnen worden geschaard. Anoniem producten bestellen voor hun bedrijf, terwijl het die helemaal niet nodig heeft, namens hun bedrijf telefoongesprekken voeren, die dat bedrijf kunnen schaden, eindeloos dure privé telefoontjes plegen en ga zo maar door. Ja, je moet toch wat, als je niks (boeiends) te doen hebt en toch op je post moet blijven…!

·         Verveling, het laatste genoemde element, waar werk ons voor zou behoeden, hoort al helemaal niet in dit rijtje thuis. We moeten ons natuurlijk wel realiseren, dat Candide halverwege de 18e eeuw geschreven is, een tijd waarin werk een heel andere plaats had in de maatschappij als nu. Het was de tijd van de Industriële Revolutie, waarin kleine werkplaatsen geleidelijk aan vervangen werden door grote fabrieken, waarin mensen vaak vele uren per dag mensonterend zwaar werk moesten doen. Gewerkt werd vooral door leden van de lagere klasse, waaronder ook jonge kinderen, die daarmee ‘brood op de plank’ probeerden te verdienen en in leven te blijven. Meer eisen werden er doorgaans niet aan werk gesteld en dat kon men zich ook niet permitteren. Het was 'blik op oneindig en doorploeteren'! De mensen uit de hogere regionen van de maatschappij hoefden op enkele uitzonderingen, zoals de dokter en de leraar na, helemaal niet te werken. Ze konden zich bezig houden met beuzelarijen, of met muziek, literatuur, handwerken, of hun favoriete sport en geld hoefde dat niet op te leveren, want dat hadden de meesten al in overvloed. Ik ben er overigens van overtuigd, dat veel van de adellijke lieden en vooral dames zich op hun kastelen en landgoederen ook vaak kapot verveeld hebben.



Tegenwoordig leidt zo’n beetje elke volwassen persoon gedurende zo’n jaar of veertig een werkend bestaan, dat flink wat uren van de week in beslag neemt. Er zijn grote groepen hoog en nog hoger opgeleiden en er worden aan het werk andere eisen gesteld dan dat je er alleen maar de kost mee verdient en niet door omkomt van de honger. Werk moet uitdagen, prikkelen, interessant zijn en het moet ervoor zorgen dat je van meerwaarde bent in de maatschappij, dat je iets toevoegt. Het moet aanspraak maken op je talenten en passen bij jouw intellectueel niveau. Het moet je in staat stellen je steeds verder te ontwikkelen, je werkdag goed te vullen, maar moet hem ook weer niet overladen. Dat lijkt een heel pakket, maar de afzonderlijke elementen worden allemaal vaker genoemd, als je mensen vraagt, wat ze van werk verwachten. Kortom: je uren moeten aangenaam gevuld zijn met vooral boeiende klussen en van chronische verveling mag geen sprake zijn. Dan zijn de meeste mensen  bereid en in staat hard en toegewijd te werken.

Als je kijkt naar de herkomst van het woord 'vervelen', zie je dat het te maken heeft met vermenigvuldigen, meer worden. Iets, in dit geval werk(tijd), wordt in iemands beleving een veelvoud van wat het werkelijk is. Een uur van een werkdag lijkt er wel drie en daardoor gaat het werk de mensen steeds meer tegenstaan met alle fysieke en psychische gevolgen van dien. Ook het gedrag van de werknemers wordt hier negatief door beïnvloed en in het uiterste geval worden ze ziek en raken boreout.

Het mag dan zo zijn, dat werk er ook in onze tijd nog voor zorgt, dat mensen geen (of weinig)  materieel gebrek lijden, of het hun behoedt voor ondeugd en verveling is nog maar zeer de vraag. Dat kon Voltaire in zijn tijd natuurlijk niet weten, maar optimistisch was hij wel…



woensdag 5 februari 2020


Boreout, je kunt het maar beter wel serieus nemen!

Enkele maanden geleden verscheen in een landelijk dagblad een aardig artikel over boreout. Ik wil er verder geen details van vermelden, omdat ik de erin geïnterviewde dames niet (opnieuw) in verlegenheid wil brengen. Behalve de positieve reacties, die ze er ongetwijfeld op kregen, trof ik een tijdje erna op internet namelijk reacties aan, waar de honden geen brood van lustten. Kwetsend, neerbuigend en vooral ook sceptisch. Vervuld van een enorme hoeveelheid twijfel, of het allemaal zo erg als beschreven kon zijn. Eigenlijk was het niet eens twijfel, maar de overtuiging dat het nergens op sloeg. Dat er een soort modeverschijnsel beschreven werd, een lachwekkende rage, een luxe probleem.

Ik vroeg me af, hoe mensen dat doen: niet gehinderd door de nodige kennis van zaken of  eigen ervaring, andere vertellen, dat wat zij beweren, te belachelijk voor woorden is. Dat ze mede namens al die anderen schromelijk overdrijven en zich ontzettend aanstellen.




Hoe zoiets kan gaan, stelde ik vast op mijn Facebookpagina, toen ik enkele weken geleden een verhaal plaatste over het thema “jongeren en burnout”. Het bewuste verhaal,  “Jonglerend door het leven”, staat al in mijn eerdere boek over faalangst. De reacties logen er niet om.  Er was iemand, die zich afvroeg of Facebook niet beter “gewone, gezonde” mensen kon sponsoren en iemand, die me tot drie keer toe vertelde, dat ik “niet wist wat oorlog was”, dat “vechten in Srebrenica pas erg was” en dat vergezeld van een hoop schuttingtaal. Ook meldde iemand, dat zijn driejarige dochter burnout was. Burnout komt weliswaar op steeds jongere leeftijd voor, maar ik heb me toch even afgevraagd, hoe serieus ik dit moest nemen.

Intussen begint het me aardig te lukken  het verschijnsel boreout in beeld te krijgen. Hoe het proces verloopt, met welke fysieke en psychische klachten de bewuste personen te maken hebben, hoe het komt dat ze de situatie vaak zo lang verduren en wat het fenomeen met hun kan doen op langere termijn. Let wel: ik heb het niet over mensen, die zich tijdens het werk af en toe een beetje vervelen, maar er de dagen erna weer vol tegenaan kunnen gaan. Ik heb het over mensen, die dag in dag uit bijna niets te doen hebben, of permanent zo weinig geboeid  worden door hun werk, dat het hun totaal niet kan motiveren. Combinaties zijn er ook natuurlijk. Belangrijk is om te weten, dat dit een langdurige, chronische situatie betreft, die zich zelfs jaren voort kan slepen.

Dat kan zich op alle niveaus en tijdens alle soorten werkzaamheden afspelen. Mensen verschillen gelukkig zo van elkaar, dat voor vrijwel alle soorten werk  werknemers te vinden zijn, die het enthousiast en gemotiveerd doen, terwijl andere er nog niet aan moeten denken. Een tijdje geleden maakte ik een praatje met de postbezorger, die ik reeds vaker bij de voordeur had gezien. Het regende al een tijd pijpenstelen, zijn haren dropen onder zijn capuchon en het kostte hem grote moeite om de post met zijn verkleumde vingers enigszins droog in de brievenbussen te stoppen. Nadat ik hem van deur tot deur had zien lopen, kwam hij even uitblazen onder het afdak bij mijn huis en ik vroeg hem, toen ik mijn post uit de brievenbus haalde, of hij niet enorm baalde van zijn taak. Hij keek me stomverbaasd aan en ik zag aan zijn stralende ogen, dat hij het meende, toen hij antwoordde: “Welnee, mevrouw, ik ben de hele dag lekker buiten, ben mijn eigen baas en als ik eerder klaar ben, mag ik naar huis. Tijdens het fietsen kan ik fijn nadenken en soms”, zo voegde hij er nog aan toe, “kan ik gezellig kletsen met de klanten”.

Het was duidelijk, dat  de regen hem niet deerde, dat hij het prima naar zijn zin had en dat hij van dit werk niet boreout zou raken, terwijl ik daar tijdens datzelfde werk beslist risico op zou lopen. Mensen moeten doen, wat bij hun past, waar ze blij van worden, het gevoel van hebben ertoe te doen en tevreden door thuis komen.




Is dat laatste niet het geval, bestaan je werkuren uit sleur en verveling en zijn je dagen  een voortdurend gevecht met de traag voortkruipende wijzers van de klok, dan is de kans dus groot, dat je op den duur ziek wordt. Dat is inderdaad heel anders als oorlog voeren in Srebrenica, een bezigheid waar ik nauwelijks een voorstelling van heb, maar dat is ook appels met komkommers vergelijken!

Maar als het kan gebeuren, dat de stress door  verveling je met hartklachten in het ziekenhuis doet belanden, dat je ook jaren later nog slaapproblemen kunt hebben, dat er zo’n grote aanslag op je lichaam en geest wordt gedaan dat je (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt wordt verklaard, dat je vertrouwen in jezelf en de rest van de mensheid zo’n knauw krijgt, dat het nog nauwelijks goed kan komen, dan moet het fenomeen boreout serieus worden genomen. Helemaal, omdat je als leek niet eens in de gaten hebt, dat het je overkomt. Het is er, voordat je er erg in hebt en dan is het een enorme klus om het weer terug te draaien.

Maar aan de oorzaken, zoals de lege werkuren, de chronische sleur en verveling, de situatie waarin mensen (ver) onder hun niveau moeten werken, of werk moeten doen, wat hun ligt noch bevalt, is wel wat te doen. Door eerlijke vacatures uit te schrijven, door open kaart te spelen tijdens sollicitatiegesprekken, door werknemers serieus te nemen in functionerings- en voortgangsgesprekken,  hun feedback op hun werk ter harte te nemen en er effectieve acties op te zetten, door meer te kijken naar de werknemers, hun behoeftes en potenties en minder naar de productiecijfers. Door in de media aandacht te besteden aan boreout, waardoor het fenomeen een grotere bekendheid krijgt en uit de taboesfeer wordt gehaald. Door als onwetenden zo’n artikel  belachelijk denken te moeten maken een nieuw exemplaar te produceren, net zolang totdat ook de grootste cynici geloven, dat ze deze ziekte serieus moeten nemen.

Want welk bedrijf is gebaat bij werknemers, die zich dood zitten te vervelen en zich dientengevolge terugtrekken in zichzelf en zich op geen enkele manier meer met de organisatie en het werk kunnen verbinden? Die afhaken en zelfs ziek worden?  Dat is niet in het belang van het bedrijf, maar zeker niet in het belang van die mensen!