zondag 15 december 2024

MEER OVER BEDRIEGERSGEVOELENS:

HET BEEST IN DE OGEN KIJKEN...

Regelmatig krijg ik de vraag waarover mijn nieuwe boek gaat. Ook van collega-coaches, die het fenomeen vaak nauwelijks kennen. Het bedriegersfenomeen, beter bekend als impostersyndroom, komt in veel spreekkamers zelden tot nooit voorbij en de vraag is dan al snel: 'Is het echt zo'n groot probleem?' 'Zeker,' is dan mijn stellige antwoord.


Een van de personen die ik sprak, zelf ook coach, vertelde mij dat hij er zijn cliënten vaak expliciet naar vraagt. ‘Heb je wel eens het gevoel dat je prestaties niet het gevolg zijn van je kwaliteiten, competenties en vaardigheden? Denk je wel eens dat oorzaken buiten jou er verantwoordelijk voor zijn en dat je de boel belazert?’ Na de verbazing over de vraag volgt bij zo'n cliënt dikwijls opluchting. Blijkbaar is zijn probleem iets waar meer mensen mee te maken hebben en heeft het zelfs een naam.

Deze coach werkt vooral met mannen en veel van zijn cliënten herkennen het probleem bij zichzelf. Mannen dus, terwijl bedriegersgevoelens bij dit deel van de mensheid minder vaak voor zouden komen dan bij vrouwen. Dan is het aantal vrouwen dat positief zou reageren, mogelijk nog groter. Als je er niet naartoe beweegt, ga je voorbij aan het thema en de vraag is of je je cliënten daarmee een dienst bewijst.

Het herinnert me aan mijn tijd als leerlingbegeleider, toen ik soms leerlingen met suïcidegedachten sprak, maar het nooit gebeurde dat een van hen daar uit zichzelf mee kwam. Als je er rechtstreeks naar vroeg, was de opluchting echter vaak groot. Het beest kwam in het licht te staan, waardoor ze het makkelijker in de ogen konden kijken. Maar veel mentoren durfden de vraag niet te stellen, want wat moesten ze doen, als de leerling 'ja' zou zeggen?

Zo voerde ik ook gesprekken met mensen die nog nooit gehoord hadden van bedriegersgevoelens, maar bij het lezen van mijn oproep meteen wisten dat zij er last van hadden. Het besef dat zij er niet als enigen mee rondlopen, zorgt al voor opluchting en de mogelijkheid om erover te praten vormt een eerste stap naar heling.

Wat je niet ziet, hoort, ruikt, proeft of voelt, kan er toch wel zijn. 70% van de mensen zou in meer of mindere mate last hebben van deze gevoelens. De persoon die in je spreekkamer voor je zit mogelijk dus ook, al komt hij er zelf niet mee. Er rust namelijk veel schaamte op. Mijn advies is daarom er wat sneller naar te vragen en het bespreekbaar te maken. Als je een negatieve - en misschien wat verbaasde - reactie krijgt, is er immers niets verloren. Wel heb je dan iemand de kans gegeven om met zijn probleem tevoorschijn te komen en die eerste stap naar heling te zetten.

 

vrijdag 6 december 2024

MEER OVER BEDRIEGERSGEVOELENS:

ALADIN WAS GEEN BEDRIEGER! 

De eerste versie van het manuscript voor mijn boek over bedriegersgevoelens ligt bij mijn meeleesmaatje. Het is nu wachten op zijn feedback.

Als ik terugkijk op het productieproces, denk ik enerzijds aan al die ontkende en daardoor verspilde competenties en vaardigheden en anderzijds aan het massale gebrek aan zelfvertrouwen en zelfgevoel. Daardoor blijven de kwaliteiten als geesten verstopt in de flessen van hun eigenaars.




Het verhaal van Aladin en diens wonderlamp, een bekend sprookje uit Duizend-en-een-nacht, komt voorbij. Op een dag komt er een tovenaar, die zegt Aladins oom te zijn. Samen gaan ze naar de woestijn. Daar laat de tovenaar Aladin afdalen in een grot om een bijzondere lamp op te halen, die – als hij erover wrijft – zijn wensen kan vervullen. Behalve de lamp mag Aladin niets aanraken. Hij neemt echter zoveel schatten mee dat hij bijna niet meer omhoog kan. De tovenaar gooit kwaad de grot dicht. Hier zet ik het sprookje stil en ga weer terug naar het thema van mijn boek.

Mensen met bedriegersgevoelens bezitten in feite ook zo’n lamp. Als ze erover wrijven, zijn ze in staat tot grootse prestaties. Maar anders dan in het sprookje doen ze er alles aan om het licht niet naar buiten te laten komen. Zodra dat even wel het geval is, gooien ze de grot snel dicht.

Wat ze presteren is immers te danken aan externe factoren: het toeval, de kosmos, het weer, de vragen, hun kleding. Aan alles, behalve aan wat in henzelf besloten is en dat wat ze echt kunnen. 

Zo gebruiken ze hun energie om de geest in de fles te houden in plaats van hem enthousiast eruit te laten springen, om zichzelf toe te staan om in het licht te treden en te stralen. Zo gaat een schat aan competenties verloren. Niet alleen zijzelf blijven in het donker, ook op hun activiteiten en werkplek valt geen licht.

Aladin steelt om het leven op straat vol te houden, maar de lamp krijgt hij eerlijk van de tovenaar. Doordat hij ze naar hartenlust gebruikt, heeft het verhaal een happy end. Wat is ervoor nodig om die vele flessen te openen en ze vervolgens open te houden?



woensdag 16 oktober 2024

 BEDRIEGERSGEVOELENS EN FAALANGST   

- OVER COMPETENTIES - 


Onlangs vertelde ik, dat het bedriegersfenomeen en faalangst veel met elkaar te maken hebben. Ik citeerde de definitie van faalangst die staat in mijn boek ‘Over succes en falen in dertig verhalen…’: 'de gevolgen van misleidende, negatieve denkpatronen. Je denkt, vreest iets niet te kunnen, terwijl je objectief gezien alle kwaliteiten en vaardigheden in huis hebt, om het wel te kunnen (p. 20) Voor bedriegersgevoelens voegde ik toe: 'Je weet diep van binnen dat je het kunt en je hebt er al bewijzen van geleverd.' De angst het niet waar te kunnen maken en jezelf en de ander teleur te stellen is er in beide gevallen. Dat is het gevolg van dat bedrieglijke stemmetje in je hoofd.

Anders dan iemand met bedriegersgevoelens kan iemand met faalangst genieten van een prestatie en er ook trots op zijn. Per slot van rekening moest hij zichzelf overwinnen om die prestatie te leveren. Hij gaat ook niet meteen piekeren over een volgende keer. Dat komt wel, als het zover is.


Iemand met bedriegersgevoelens zou ook hoog scoren op competenties, maar iemand met faalangst niet. Dat laatste klopt niet, als je mijn definitie onderschrijft, waarin staat: ‘terwijl je objectief gezien alle kwaliteiten en vaardigheden in huis hebt, om het wel te kunnen’. De competentie is er, de durf niet. Ik coachte gymnasiumleerlingen, die de stof meer dan voldoende beheersten, maar toch bang waren om te falen.

Twee groepen die zich vaak melden omdat ze denken faalangst te hebben, vertel ik dan ook dat dat niet zo is, of dat het nog niet vastgesteld kan zijn. Enerzijds de groep die zich niet voorbereidt op een taak en dus terecht bang is er niets van te bakken. Anderzijds de groep voor wie een klus te hoog gegrepen is. Die bijvoorbeeld de intelligentie of het praktische inzicht mist Zo iemand kan oefenen totdat hij een ons weegt, zijn competenties zullen niet voldoende verbeteren. Van faalangst kan pas sprake zijn, als je 'werkt' op je eigen niveau.

Ben je lid van de eerste groep, dan ben je meer gebaat bij een training in bijvoorbeeld studievaardigheden, zodat je leert dat een goede voorbereiding het halve werk is. In de tweede groep ben je beter af met een klus of opleiding van een niveau dat beter bij je past. Faalangstcoaching is dan een uitzichtloze exercitie. Tijdens het uur van de waarheid ben je bang om te falen, maar hebt dan waarschijnlijk terecht angst, geen faalangst.

zondag 6 oktober 2024

 

BEDRIEGERSGEVOELENS

EN DE ANGST OM TELEUR TE STELLEN

De angst om anderen teleur te stellen, speelt bij bedriegersgevoelens een belangrijke rol. Die angst heeft z’n oorsprong meestal in je jeugd, toen je noodgedwongen taken op je nam, die eigenlijk niet bij een kind van jouw leeftijd hoorden en die dus maten te groot voor je waren.



Jij nam het bijvoorbeeld op je om je moeder en de andere kinderen tegen het gewelddadige gedrag van je vader te beschermen. Wat natuurlijk niet lukte, want jij was klein en je vader groot en veel sterker dan jij. Of je zag het als je taak om je vader gelukkig te maken na het overlijden van je moeder. Maar jij was een kind en hoe je ook je best deed, er waren veel momenten waarop je besefte tekort te schieten.

In mijn tweede boek over bore-out*  beschreef ik in het hoofdstuk over schaamte uitvoerig hoe ik als vierjarig meisje een keer ’s avonds laat wakker werd en alleen in huis bleek te zijn met m’n enkele maanden oude broertje. De angstige gebeurtenissen die daarop volgden, maakten dat ik nog vele jaren verschrikkelijk bang ben geweest om alleen gelaten te worden. Maar ik kreeg steeds beter in de gaten hoe vervelend dat voor mijn ouders was: geld voor een oppas was er niet en ik vormde de belemmering voor hun gezellige avondjes uit en ging me daar steeds schuldiger over voelen.

Kinderen en zeker kleine kinderen weten nog niet zoveel van de wereld en ze kennen alleen de situatie in hun eigen gezin. Daardoor weten ze niet wat ‘normaal’ en ‘abnormaal’ kan worden genoemd en wat verwacht mag worden van kinderen van een bepaalde leeftijd. Dat het niet de taak van een kind is om geweld in zijn gezin af te wenden, om vader gelukkig te maken door moeder te vervangen of om te zorgen dat ouders ’s avonds op stap kunnen zonder oppas te regelen.

Maar ze hebben het idee dat ze dat wel moeten kunnen en voelen zich tekortschieten, als ze er niet in slagen. Ze zijn niet in staat om aan hun eigen hoge standaard te beantwoorden en voelen zich bedriegers. Als dat gevoel, niet goed genoeg te zijn, niet in een vroeg stadium ontzenuwd wordt, vormt het de basis voor impostergevoelens in hun latere leven. Ze zijn snel bang anderen teleur te stellen en ook al doen ze dat niet, de angst dat het toch zou kunnen gebeuren, is er permanent. De angst om ontmaskerd te worden en met de billen bloot te moeten…

* Bore-out. Over chronische verveling op je werk, hoofdstuk 8

woensdag 28 augustus 2024

 BEDRIEGERSGEVOELENS  EN FAALANGST, 

WAT IS HET VERBAND?



Faalangst en het bedriegersfenomeen zouden weinig met elkaar te maken hebben. Daar denk ik toch anders over.

In 2019 verscheen mijn boek, 'Over succes en falen in dertig verhalen en dertig oefeningen'. Ik schreef het rondom casuïstiek die ik in de loop der jaren op het gebied van faalangst (en succesangst) tegenkwam. Casuïstiek die de vorm kreeg van verhalen, oorspronkelijk geplaatst in dit blog.

Ik coachte jarenlang mensen om beter te leren omgaan met hun faalangst, kinderen en volwassenen, individueel en in groepen. Na verloop van tijd werkte ik ook systemisch, maar ik had nog nooit gehoord van het bedriegersfenomeen of - zoals ik het nog liever noem - bedriegersgevoelens. Nu weet ik dat veel mensen die ik toen voorbij zag komen, daar last van hadden, hoe jong ze soms ook waren.

Niet bij elke faalangst is ook sprake van bedriegersgevoelens, zoals niet elke bloem een roos is, maar bedriegersgevoelens zijn wel degelijk een vorm van faalangst. In mijn boek definieer ik faalangst als 'de gevolgen van misleidende, negatieve denkpatronen. Je denkt, vreest iets niet te kunnen, terwijl je objectief gezien alle kwaliteiten en vaardigheden in huis hebt, om het wel te kunnen (p. 20) Voor bedriegersgevoelens zou ik toe willen voegen: 'Je weet diep van binnen dat je het kunt en je hebt er al bewijzen van geleverd.' Maar de angst het niet waar te kunnen maken en jezelf en de ander teleur te stellen is er in beide gevallen. Dat is het gevolg van dat bedrieglijke stemmetje in je hoofd. 

Iemand met faalangst kan genieten van zijn prestatie, als hij ze tenslotte heeft neergezet. Hij gaat dan niet meteen piekeren over een volgende keer dat hij niet tot iets vergelijkbaars in staat zou zijn. Daarmee kan hij wachten tot zo'n volgende keer zich aandient. Het hoeft ook niet om dezelfde taken te gaan: de ene keer is het een toets of examen, de andere keer een toespraak tijdens een familiediner of een voorspeelbeurt in een muziekles. Bij deze soort faalangst is naar mijn idee wat minder sprake van een vicieuze cirkel.

Maar beide fenomenen kosten sloten energie. Ze veroorzaken stress en gaan ten koste van de levensvreugde van de bewuste persoon. Ze kunnen diep in iemand verankerd raken en zijn niet zomaar op te lossen. In mijn boek over bedriegersgevoelens zal ik dat uitgebreid aan de orde stellen.

 

De meeste verhalen heb ik na de publicatie van mijn boek uit mijn blog verwijderd. Je vindt er hier nog één, 'Jonglerend door het leven.’

vrijdag 28 juni 2024

MEER OVER WERKSTRESS: BORE-OUT OP REIS


Eergisteren kwam ik terug van vakantie. Twee weken Sardinië en Corsica met een gezelschap waar ik daarvoor nooit iemand van had ontmoet. Halfpension, dus ik zat regelmatig met enkelen van hen aan tafel.
Waar heb je het dan over? De reis, de excursies, de hotels, de maaltijden… Maar daar ben je soms snel over uitgepraat, dus dan komen de andere onderwerpen. Mijn poes, Noortje, die mijn vakantie doorbracht in haar pension. Ik praat vol liefde en enthousiasme over Noortje, dus op enig moment vroeg iemand: ‘Heb je behalve je poes nog andere hobby’s?’ ‘Ja hoor, o.a. redigeren en meer nog zelf schrijven, ‘ was mijn reactie. ‘Niet echt hobby’s, meer bezigheden.’


Sommige reisgenoten doken meteen het internet in en googleden ‘boeken van Marjo Crombach’. Ze knikten elkaar veelbetekenend toe, toen ze die inderdaad vonden. Nooit gedacht, dat die vrouw boeken schrijft!

Tijdens een van die gesprekken werd mij gevraagd waar mijn boeken over gaan. ‘Drie van de vier gaan over bore-out,’ antwoordde ik en ik hoorde de reactie die ik vaker kreeg: ‘O ja, burn-out’, dat ken ik wel.' ‘Maar dat zei ik niet’, antwoordde ik maar weer. 'Het is ’bore-out’. ‘O, bur-out,’ klonk het in de herhaling. Ik weet dat mijn Engelse uitspraak niet geweldig is, maar dat zei ik volgens mij toch niet. Uit beleefdheid corrigeerde ik niet opnieuw, tot er werd gevraagd; ‘Waarom laat je die n dan weg?’

In een derde gesprek, waarin ik over het fenomeen vertelde, werd de persoon die naast me zat, meteen wakker. Ze herkende uit mijn verhaal haar eigen situatie en symptomen van voor haar pensioen en wist meteen: 'maar dan had ik ook bore-outklachten. Mijn laatste baan was zo saai en vervelend! Ziek ben ik gelukkig niet geworden, maar mijn vervroegde pensioen was meer dan welkom.’

Zo speel ik zelfs op vakantie de rol van missionaris en ben vervolgens blij dat weer wat meer mensen van het fenomeen afweten. Ik doe het graag, als ze geïnteresseerd zijn. Het mooiste compliment dat ik kreeg, was dat ik het allemaal goed uit kan leggen, mogelijk dankzij mijn vorige leven als docent Nederlands. Fijn, weer wat meer ruchtbaarheid gegeven aan het verschijnsel!

zaterdag 11 mei 2024

 

SJOEMELEND DE WERKDAG DOOR

Als de eerste collega’s rond half negen binnendruppelen, is Bart al twintig minuten op zijn post. Hij zit ingespannen naar zijn computerscherm te turen, alsof er wat belangrijks te zien is. In werkelijkheid bekijkt hij de site van zijn favoriete reisbureau. Over drie maanden heeft hij vakantie en het is de hoogste tijd om daar afspraken voor te maken. Sri-Lanka, dat lijkt hem wel wat. Hij neemt zich voor zo’n optocht met versierde en verlichte olifanten te gaan bekijken. Een perahera, zoals zo’n stoet blijkbaar heet. Langzaam dwalen zijn gedachten af richting Azië.


Hij surft van de ene pagina naar de andere en schrikt op, als zijn collega plaatsneemt voor het bureau naast het zijne. Op de achtergrond hoort hij de stem van zijn baas. Snel gaat hij naar het bestand van een projectvoorstel dat hij moet schrijven. Het enige van deze maand. Werk voor een dag of vier, maar hij is er al drie weken mee bezig. Niet, dat iemand geïnteresseerd is in het resultaat. Als het over een half jaar niet klaar is, zal er misschien ook niemand naar vragen.

Toch begint hij op de toetsen te meppen, alsof zijn leven ervan afhangt. Als de stem van zijn baas uit zijn gehoor verdwenen is, gaat hij weer terug naar Sri Lanka. Zo’n theeplantage tegen de heuvels lijkt hem ook wel een bezoekje waard.

Als zijn collega naar een vergadering in de ruimte ernaast vertrokken is, vult hij op zijn gemak het boekingsformulier in. Zijn vrouw – die hij even belt – vindt Sri Lanka een prima idee. Hij noteert de paspoortnummers en het polisnummer van hun verzekering. De gegevens van zijn oudste zoon geeft hij door voor het geval hun iets overkomt. Wat zou hem kunnen overkomen in dat land? Een ongeluk? Zoveel verkeer is er niet volgens hem. Misschien zijn er in het ziekenhuis wel leuke verpleegsters. Hij stelt zich voor dat hij daar ligt naast een raam met uitzicht op de bergen. Prima toch! Alles is beter dan weer terug moeten keren naar dit kantoor waar de verveling langs de muren druipt.

Zijn baas belt om een vergadering af te spreken. “Moet Pieter daar ook bij zijn?” vraagt hij. “Ja, natuurlijk, wat dacht jij?” Hij zoekt lang in zijn lege agenda naar een geschikt moment. Ineens bedenkt hij dat Pieter dinsdag op werkbezoek is. “Dinsdagmorgen van 10.30 tot 12.00 uur kan ik wel.” “Oké, dan doen we dat, waarschuw jij Pieter even?” “Zeker”, antwoordt hij afgemeten, “ik stuur de agenda wel door.” Om vervolgens weer te vertrekken naar zijn gedroomde vakantiebestemming met de opgetuigde olifanten en de thee…

Na de lunch loopt hij naar buiten om een wandeling te maken in het park vlak bij zijn kantoor. Op een bankje leest hij de krant en anderhalf uur later gaat hij op zijn gemak weer terug. Hij kijkt nog even naar het projectvoorstel, maar heeft echt geen zin om daar nog veel werk van te maken.

Rond half vijf vouwt hij zijn krant in zijn oversized aktetas. Verjaardagscadeautje van zijn vrouw, die zijn oude tas te klein vond voor al die stukken van kantoor waarvan hij beweerde dat hij ze in de weekends door moest nemen. Ja, ook zij is ervan overtuigd, dat hij zich uit de naad moet werken op dat kantoor. Behalve de krant, een paraplu en zijn broodtrommel zit echter niets in die tas.

Als bijna laatste verlaat hij het pand na de conciërge een prettige avond gewenst te hebben. Terwijl hij naar de metro wandelt, vertoeft hij alweer in Aziatische sferen.

 

maandag 6 mei 2024

 IK WOU DAT IK EEN NOTENKRAKER WAS.

Zoals iedere dag nam ik plaats voor mijn bureau waarop een berg correctiewerk lag: toetsen, schrijfopdrachten en profielwerkstukken in wording. Ik bedacht wat ik al verzonnen had om het nakijkwerk acceptabel te maken. Acceptabel, ‘leuk’ zou het niet worden.
Ik had het verdeeld in overzichtelijke porties, waarna ik even iets anders mocht doen. Mezelf getrakteerd op een bos bloemen waar ik tijdens het werk van kon genieten. Mijn bureau verplaatst, zodat ik uitkeek op de bloemen in de tuin. Helpen deed het niet: het bleef een gehate klus!



Terwijl ik me suf piekerde welke truc ik nu eens uit zou halen, gingen mijn gedachten terug naar mijn studietijd. Met een vriendin liep ik stage op een school waar we een schrijfopdracht mochten begeleiden. In de verhalen figureerden een kleur en een huishoudelijk voorwerp. Dat leverde grappige titels op als: ‘Het pimpelpaarse koffiezetapparaat met het bescheten randje’ en ‘Hoe de kleurloze citroenpers steeds zuurder ging kijken.’
Maar het allerfijnste was, dat we het werk mochten nakijken en dat de cijfers zouden meetellen. We voelden ons voor vol aangezien. Dat de docent bij wie we stage liepen, even van het correctiewerk af was en wij het zouden doen, vonden we alleen maar leuk.
Dat was inmiddels bijna 40 jaar geleden en wat had ik in die tijd een hoop gecorrigeerd! In het begin echode de trots nog na, maar al snel werd het een vervelend corvee.
Het eerste kwartier, waarin minimaal 5 van die opdrachten af hadden moeten komen, had ik zitten dromen. Ik pakte de stapel op en keek hoeveel exemplaren het waren. 32 en dan die toetsen nog. Ik had het al zo lang uitgesteld, dat ik de leerlingen morgen niet weer kon vertellen, dat ik er geen tijd voor had gehad.
Tijd genoeg, als ik ze maar efficiënter zou besteden! ‘De grasgroene notenkraker en de turquoise blikopener’, was nog zo’n titel. Die twee trokken samen de wijde wereld in en beleefden de meest boeiende avonturen.
Opnieuw was ik afgedwaald en ik voelde me misselijk. Zuchtend legde ik een blaadje naast de stapel en pakte een groene pen. Aan rood had ik een hekel, want dat was zo juffig. Maar de kleur maakt niet uit, als je de pen in iedere zin drie keer moet gebruiken. Of je de tekst verandert in de Rode Zee of in Een groen knollenland, van het origineel blijft in beide gevallen weinig over.
De misselijkheid nam toe en ik bedacht dat ik het werk in deze stemming niet na kon kijken, omdat dat ten koste van de leerlingen zou gaan. Ook besefte ik dat dat weer een mooie smoes was om ermee te stoppen. ‘Was ik maar een notenkraker,’ dacht ik, terwijl ik door een mist naar de papierberg keek. 'Dan hoefde ik hier niet te zitten.' Ik schoof hem weg om er geen vieze vegen in te maken, terwijl de tranen op mijn bureau drupten. Maar ook het risico van vegen was een mooi excuus om er de brui aan te geven...

zaterdag 27 april 2024

 

IN DE VAL

De tranen prikten in haar ogen, terwijl Aniek om zich heen keek. Ze zat in de kelder van het gebouw in een oud, muffig kantoor. Als ze door het smalle raampje naar buiten keek, zag ze af en toe benen voorbij wandelen. Meer niet. Alles wat ze strikt genomen nodig had voor haar werk, bevond zich in deze ruimte: een bureau en een bureaustoel, een computer, schrijfmateriaal en in de hoek stond zelfs een apparaat om koud water te tappen.

Hier moest ze van haar baas nu al bijna drie weken in haar eentje zitten. Zogenaamd omdat ze met haar gehoorproblemen last had van het geroezemoes in de kantoortuin. Maar ze had dat zelf nooit aangegeven en in die weken had ze nauwelijks een collega gezien. Het dichtstbijzijnde toilet was op de verdieping boven haar. Dat was, de trap meegeteld, ongeveer honderd meter lopen, de lengte van een voetbalveld. Daar was ook de personeelskantine, maar daar ging sinds enige tijd iedereen met zijn rug naar haar toe zitten. Als ze niet om werk ging vragen, had ze niets te doen en het leek wel alsof de cases die ze moest doornemen, steeds meer op elkaar gingen lijken.

Vertederd keek ze naar de foto die ze op haar bureau had gezet. Haar beide kinderen lachten haar stralend toe. Micky van drie met zijn babyzusje dat tegen hem aan zat geleund. Voor hun moest ze dit volhouden. Ze vermande zich, trok het dossier waar ze mee bezig was, naar zich toe en ging zuchtend verder met het oersaaie werk. Af en toe ging ze staan om zich even uit te rekken. Ze kon zich geen rugklachten permitteren.

Aan het eind van de middag liep ze met de kinderwagen door de stad. De baby lag vredig te slapen, Micky, de driejarige kleuter hield haar hand stevig vast. Ineens zag ze Marga, haar collega aan de overkant van de straat. Ze besloot naar haar toe te lopen om te vragen, waarom ze de laatste tijd zo raar tegen haar deed. Vroeger gingen ze regelmatig bij elkaar op bezoek en ze waren zelfs wel eens samen op vakantie geweest. De laatste weken meed Marga haar als de pest, terwijl ze echt niet wist wat ze verkeerd had gedaan.

Toen Marga haar zag, trok ze haar met kinderwagen en al het overdekte winkelcentrum in. Ze keek om zich heen of niemand hun had gezien. Van de slapende baby in de kinderwagen keek ze verdrietig naar Aniek, die met een frons in haar voorhoofd naast haar stond. Marga deed toch wel heel erg maf! “Ik mag van de baas niet meer met je praten,“ zei ze, terwijl ze om zich heen bleef kijken. “Hij is bang, dat je binnenkort weer in verwachting bent en op zwangerschapsverlof gaat. Hij vindt, dat je het bedrijf daarmee tekort doet.”

Aniek wist niet wat ze hoorde. Zwangerschapsverlof is een recht voor elke vrouw en ze had tijdens het laatste verlof thuis zelfs in het begin nog dossiers doorgenomen. “Ja, dat weet hij ook wel, maar toch wil hij blijkbaar van je af…” “En de anderen dan?” vroeg Aniek, “jij bent niet de enige die met een boog om me heen loopt.” “We mogen allemaal niet meer met je praten,” antwoordde Marga, “maar dat heb je niet van mij. Ik heb mijn baan veel te hard nodig om stampij met hem te riskeren.”

Aniek wist dat ze gelijk had. Marga was directiesecretaresse, al jaren gescheiden, haar twee pubers woonden bij haar en ze was verwikkeld in een slepend conflict over de alimentatie met haar ex. Terneergeslagen liep ze verder. Ze kon tenminste blij zijn, dat Marga haar in vertrouwen had genomen en dat er niets was wat ze haar persoonlijk kwalijk nam. De vader van haar kinderen was er al enige tijd vandoor: weinig kans dat ze opnieuw zwanger zou raken…

Thuisgekomen voedde ze de baby, legde haar in haar wiegje en nadat ze met Micky gegeten had en hij voor de televisie was beland, opende ze haar computer om op zoek te gaan naar vacatures.


Een niet zo bekend fenomeen dat een belangrijke rol kan spelen bij werkstress, heet ‘straining’. Daarover gaat bovenstaand verhaal. Een werkgever wil van een werknemer af, maar kan dat niet op een legale manier voor elkaar krijgen. Daarom plaatst hij de werknemer in een onverdraaglijke positie in de hoop dat deze zelf tenslotte zijn biezen pakt. Hij wordt geïsoleerd van de collega’s, krijgt geen, te veel, te weinig, te saaie, te makkelijke of juist te moeilijke opdrachten, krijgt geen werkmateriaal etc. Maar als zo’n werknemer in zo’n situatie niet snel genoeg kiest voor zichzelf of niet in de gelegenheid is om dat te doen, kan een burn-out of bore-out het gevolg zijn.

De Duitse professor, Harald Ege, die in Italië werkt aan de universiteit van Modena, schreef een boek over dit fenomeen.* In Duitsland en Italië kun je tegen een werkgever die dit soort dingen doet, een aanklacht indienen. In Nederland zijn we – voor zover ik weet – nog niet zo ver. Dat een en ander moeilijk te bewijzen valt, is waarschijnlijk een belangrijke reden. Zo’n proces is natuurlijk ook erg belastend voor de bewuste persoon, zeker als zijn lichaam en geest uitgeput zijn tijdens een burn- of bore-out. Dan ligt kiezen voor een minder energievretende reactie voor de hand.

Geen idee hoe vaak het voorkomt, maar dat het ook in Nederland gebeurt, maakte een aantal interviews die ik hield voor mijn laatste boek me duidelijk.

* Straining: Eine subtile Art von Mobbing, 2014

 

 

 BIJ DE KAPPER

Vanuit de spiegel kijkt ze naar me, terwijl ze vlijtig verder knipt.
‘Ik hoorde van mijn collega dat jij boeken schrijft?’ Ze knikt in de richting van de collega die haar dat blijkbaar verteld heeft. Die lacht mij vriendelijk toe vanuit de spiegel aan de andere kant van de zaak. ‘Ja, antwoord ik, binnenkort verschijnt het vierde.’ ‘Waar gaan die boeken dan over? Zijn het liefdesromans?’ Ik schiet in de lach en schud mijn hoofd. ‘Nee hoor, helemaal niet, het eerste gaat over faalangst, het tweede, derde en vierde gaan over bore-out.’
In de spiegel kruisen onze blikken elkaar, terwijl ze snuift: ‘O, burn-out!’ het klinkt nogal minachtend.



‘Nee, je hebt me niet goed verstaan: ik zei niet burn-out, maar bore-out.’ Er verschijnt een geïrriteerd trekje om haar mond, als ze antwoordt: ‘Wat is dat dan nu weer? Weer zo’n modeziekte zeker? Tegenwoordig hoor je er niet meer bij, als je niet zoiets hebt: dyslexie, autisme, ADHD, burn-out en nu dit weer. Wat zei je?’ ‘Bore-out’ herhaal ik geduldig. ‘De klachten lijken op elkaar.’ ‘Zeker ook weer een reden om ziek thuis te blijven,’ moppert ze, ‘misschien moeten mensen gewoon eens wat flinker zijn. Ik heb van mijn ouders geleerd, dat ik me niet aan moet stellen en dat ik niet bij ieder pijntje thuis moet blijven. En jij schrijft daar boeken over?’ Haar ongeloof kon niet groter zijn.
Ze is klaar met mijn kapsel, pakt een handspiegel, zodat ik ook mijn achterhoofd kan zien. ‘Wat een flauwekul,’ hoor ik haar nog mompelen, terwijl ze naar de kassa loopt. Ik reken af, trek mijn jas aan en verlaat de winkel.
Zo veel vooroordelen! Wat moet je daar nou tegen beginnen?