dinsdag 4 maart 2025

 


DE NAAIMACHINE VAN MIJN MOEDER, EEN   VERHAAL…

Perfectionisme is niet aangeboren. Als perfectionisme je wordt voorgeleefd, bijvoorbeeld als ouders en/of opvoeders geen genoegen nemen met achten voor (school)prestaties, maar tienen verlangen, leert een kind dat fouten maken niet mag. Dat ze al zeker niet mogen dienen als materiaal om van te leren en om iets wat nu nog niet helemaal gelukt is, een volgende keer anders aan te pakken.

Dat ging door mijn hoofd, toen ik vanmorgen de naaimachine van mijn moeder in de berging zag staan en ik besloot er nog één keer over te schrijven. Hij staat klaar om opgehaald te worden door de kringloopwinkel, die denkt hem weer aan de praat te kunnen krijgen. Ik weet niet of dat lukt, ik heb er een hard hoofd in. Die naaimachine is ouder dan ik ben en ik heb in september de zeven kruisjes aangetikt. Bovendien is hij niet gebruikt, maar uitgewoond.




Oorspronkelijk was het een trapper, ik kan me nog goed herinneren dat mam er voor 100 gulden een motor op liet zetten. Honderd gulden, een kapitaal in mijn jeugd! Maar wat genoot ze van het moeiteloze gemak waarmee de naald vanaf dat moment over het stof raasde.

Mijn moeder was naaister en een verdomd goede! Naast het mijnwerkersinkomen van mijn vader zorgde haar werk voor de leuke extra’s in ons gezin, hoewel we allemaal vonden dat ze veel te weinig vroeg voor haar naaiwerk. Bedenk hoe arbeidsintensief dat werk was. We hadden geen telefoon, dus wie wilde weten of ze tijd had voor een klus, kwam dat vragen aan de deur. Het raadplegen van de modebladen volgde en het bezorgen van de te verwerken stof gebeurde tijdens bezoek nummer drie. Dan het passen, soms wel twee keer, als er na de eerste keer veel veranderd moest worden. Het ophalen van het kledingstuk gebeurde tijdens bezoek nummer vijf. Al die bezoekjes kostten tijd, koffie en koekjes, want mijn moeder vond dat haar klanten netjes ontvangen moesten worden. Maar ze rekende alleen de uren voor het daadwerkelijke naaiwerk: patroontekenen, knippen en naaien.

Als ze aan het werk was, mocht ik naast haar zitten, maar deed ik mijn mond open, dan werd ik de ruimte uit gestuurd. Ik mocht kijken, maar niets zeggen en niets vragen. Als ik mam met mijn geklets zou afleiden, zou ze de kostbare stof van haar klant kunnen verknippen en dan waren de verdiensten naar de Filistijnen, erger nog, dan kostte het haar geld… Zo heb ik heel wat uren zwijgend naast haar doorgebracht.

Parallel aan het kijkproces thuis moest ik op school rechte lijnen, krommen en cirkels leren stikken. Die waren voorgedrukt op papier en ik vond het een oersaaie en volstrekt overbodige bezigheid. Ik kon het al lang, al had ik het alleen in gedachten gedaan. Ik hoefde het op school niet te leren.

Totdat ik ging studeren, kwam er echter geen naaiwerk uit mijn handen. Dat ik niet zou kunnen tippen aan de prestaties van mijn moeder, weerhield mij daarvan. Bovendien had zij de naaimachine altijd in gebruik. Tot ik op een dag op de markt een lap stof kocht en vastbesloten zei dat ik daar een blouse van ging maken. Mam had de machine ingepakt, omdat ze op dat moment niets te naaien had en ik kreeg toestemming om hem weer uit te pakken. Ze was verwonderd, toen ik vroeg of het mocht, maar stemde toe.

IJverig ging ik aan het werk en tot mijn grote verbazing bleek ik veel meer te kunnen dan ik voor mogelijk had gehouden. Al die jaren observeren hadden me meer geleerd dan ik dacht. Ik gebruikte het radeerwieltje om een patroon te maken, tekende het op de stof over met kleermakerskrijt en knipte de delen uit. Daarbij dacht ik aan ruimte voor de zoom en de naden. Dat ging allemaal goed en hetzelfde gold voor het stikwerk. Dacht ik... Het voorpand van mijn blouse had een pas (een ‘platstuk’ in mijn dialect) en net toen ik dat vast had gemaakt aan het onderste deel van het pand, kon mam haar nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Maar wat een teleurstelling: mijn werk werd resoluut afgekeurd! Dat platstuk moest uitgehaald en opnieuw, want ik had het verkeerd vastgezet.  Vond zij, vond ik niet... Het zag er netjes uit en ik zag geen reden om het te veranderen. Toen ze aanstalten maakte om het dan zelf maar te doen, had ik mijn reden. Ze was bang dat haar klanten zouden denken dat dat prutswerk van haar was!

Ik capituleerde en zuchtend zocht ik een tornmesje om de naad los te knippen en stikte het platstuk ‘goed’ vast. Zo voegde ik me niet voor het eerst en ook niet voor het laatst naar haar idee van perfectie

Maar ik hield van die naaimachine, omdat hij zo verbonden was met het intieme samenzijn met mijn moeder tijdens haar werk. Ook nadat ik er als cadeau voor mijn afstuderen zelf een van haar kreeg, ging ik er tijdens een bezoek aan mijn ouderlijke huis regelmatig vóór zitten.

Toen het dementeringsproces van mijn moeder jaren later snel versnelde, ze opgenomen werd in een verzorgingshuis en haar appartement enkele maanden daarna werd ontmanteld, haalde ik de naaimachine naar Venlo. Iemand was zo aardig het loodzware ding twee trappen voor me op te dragen om hem op de logeerkamer te installeren. Mijn eigen naaimachine was al een tijdje ter ziele en dus ging ik die van mam gebruiken. Tot haar vlammetje na drie jaar in dat huis nog maar op een heel laag pitje flakkerde. Terwijl haar lichtje nog zachtjes brandde, begaf het lampje van de naaimachine het. Het nieuw aangeschafte exemplaar liet zich niet monteren. Het apparaat was er klaar mee, net zo klaar als mijn moeder was met haar leven. Dat was dan ook enkele dagen daarna afgelopen.

Ik heb nog even zonder verlichting genaaid. Dat kon alleen overdag als er voldoende licht naar binnen scheen, maar het duurde niet lang of het apparaat gaf er definitief de brui aan. Na bijna 70 jaar trouwe en intensieve dienst wilde het blijkbaar met pensioen en ik kon niet anders dan hem dat gunnen.



Nu staat hij dus in de berging te wachten op de ophaaldienst van de kringloopwinkel. Omdat ik op zoek ben naar een kleinere woning, ruim ik alles wat in de weg staat op. Maar het voelt als verraad. Zoals een renpaard na gedane zaken zijn laatste jaren mag doorbrengen in de wei, had hij vast nog graag een tijdje in mijn huis gestaan. Ik wil eigenlijk helemaal niet weten of het lukt hem nog aan de praat te krijgen, maar hem bedanken voor al die jaren trouwe dienst. Hij opende voor mij deuren naar vergezichten waar ik niet eens naar op zoek was. Als ik hem zag, zag ik hem samen met mijn moeder. En al speelde hij (of zij) een grote rol in het ontwikkelen van mijn soms overdreven perfectionisme, ik heb ook veel goeds aan hem te danken en nog meer aan haar. Ik houd van die machine, zoals ik van haar hield en altijd zal houden…

vrijdag 14 februari 2025

 

MASKERS, MANDEN EN IJZIGE VLAKTES…

Mensen die last hebben van bedriegersgevoelens, zijn voortdurend bang dat anderen erachter komen dat ze niet kunnen wat ze lijken te kunnen. Maar het verwarrende is dat het niet alleen zo lijkt, maar dat ze er echt toe in staat zijn. In staat geweest zijn, want ze hebben de bewuste prestatie al geleverd. Niet dankzij omstandigheden buiten henzelf, zoals toeval, geluk, het mooie weer, de makkelijke vragen of de empathische examinator. Nee, ze beschikken over de kwaliteiten die ervoor nodig waren.



Iedereen ziet dat, alleen zijzelf zien dat niet. En omdat ze zwijgen over hun vermeende onvermogen, voelen ze zich bedriegers. Mensen moesten eens weten tot hoe weinig ze echt in staat zijn! Ze kijken wel uit om dat wereldkundig te maken, want wat zou er dan voor vreselijks  kunnen gebeuren…

Ze verschansen zich achter beelden, zoals het masker. Stel je voor dat hun masker wordt afgerukt en zichtbaar wordt hoe ze echt zijn!  Ook is er voortdurend de angst om door de mand te vallen en de hoge standaard niet te kunnen halen die ze zichzelf gesteld hebben en waarvan ze aannemen dat anderen hem stellen! Maar ze hebben die standaard al gehaald en de angst om door de mand te vallen of hun masker te verliezen, is onnodig. Ze zijn zichtbaar zoals ze zijn, met alles waartoe ze in staat zijn en dat is in de meeste gevallen behoorlijk veel. Ze hoeven dus ook niet bang te zijn om door het ijs te zakken, want het ijs waarop ze lopen, is stevig genoeg om hen te dragen…

Het is in werkelijkheid niet hun onvermogen dat hun in de weg zit en voorkomt dat ze durven te stralen of hun successen durven te vieren, het is hun zelf verzonnen idee dat ze daar geen recht op en reden toe hebben. Dat ze niks kunnen, niks waard zijn en anderen alleen maar in de weg lopen.

Hoe zou het zijn, als ze zelf hun masker af zouden laten, zelfverzekerd in de mand zouden stappen en sierlijk over het ijs zouden zwieren? Als ze zouden beseffen dat ze dat kunnen? Dan zou er een zware last van hun schouders vallen en zouden ze zich vrij en onafhankelijk door het leven kunnen bewegen! Ik hoop dat mijn nieuwe boek daartoe bij gaat dragen.

vrijdag 7 februari 2025

Is het HUN of HEN?


Mijn 5e boek is in de maak en bij ieder exemplaar kwam wel iemand me vertellen dat ik de woorden 'hen' en 'hun' niet altijd goed gebruik. Soms op een bescheiden manier: ‘Klopt hun wel in die zin?’ soms heftig, alsof ik een heiligdom onteer: ‘Dat stoort enorm!’
In theorie weet ik als Neerlandica natuurlijk hoe het moet.

Omdat ik dat verwijt graag wil voorkomen, ligt tijdens het schrijven een briefje met de regels op mijn bureau om bij twijfel te raadplegen. Het probleem is echter dat ik niet twijfel. In mijn spontane taalgebruik komt 'hen' niet voor en dus schrijf ik soms ten onrechte 'hun'. In mijn dialect bestaat 'hen' namelijk niet en wordt dat overal vervangen door ‘héun’, 'hun'.


Ik zou de fout graag vermijden, maar dan moet ik als een van de woorden in mijn teksten voorkomt, in gedachten steeds de regels nalopen. In mijn manuscript staan 372 'hunnen'. Zelfs na aftrek van de bezittelijke voornaamwoorden, die geen probleem vormen, blijven er te veel over. De juiste keuze is voor mij geen automatisme en het Nederlands is op dit terrein een 'vreemde' taal voor mij. Bovendien ben ik vaak zo met de inhoud bezig dat ik mij niet eens realiseer dat ik zo'n woord gebruik.

Ik let erop en het gaat al veel vaker goed dan fout. 'Hen' klinkt mij nou eenmaal onnatuurlijk in de oren en ik moet er heel bewust voor kiezen.

Dus maar niet meer schrijven of een hun/hen-controleur aanstellen?

Op internet zocht ik naar de actuele status van dit verschil en las:
- In de praktijk worden beide vormen (...) heel vaak zonder onderscheid door elkaar gebruikt. Ook in de geschreven taal, waar deze regel in de eerste plaats voor bedoeld is, wordt het onderscheid zelden consequent toegepast. Dat komt vermoedelijk mede doordat er in heel wat gevallen onduidelijkheid bestaat over de functie van het zinsdeel in kwestie. (Taaladvies.net).
- Er is een toenemende tendens bespeurbaar om hen ook te gebruiken in gevallen waar strikt genomen hun gebruikt zou moeten worden. (Schrijfwijzer van Jan Renkema)
-Het onderscheid tussen hen en hun berust op oude schoolregels en wordt steeds minder toegepast. Dat is ook niet verwonderlijk, want het (...) is kunstmatig.’ (Wikipedia)

Zullen we ons druk maken over belangrijkere zaken? Ik zal die kritiek voortaan maar naast me neerleggen.

dinsdag 14 januari 2025

 IS HET EEN NICHE?


Je hebt een niche nodig,’ zei ze. Om mijn coachbedrijf onder de aandacht te brengen, had ik mijn website vernieuwd en een businesscoach gevraagd ernaar te kijken.

Ze vond mijn aanbod te breed en te algemeen. De wereld had volgens haar specialisten nodig. Wie in de winkelstraat loopt, wil immers precies weten waar je muffins kunt kopen en daar niet eerst een hele supermarkt voor af moeten struinen.


Zo werd ‘faalangst’ mijn eerste niche, niet omdat ik dat ooit zo had ervaren, maar omdat ik er het meest ervaren in was. Ik kon me moeilijk presenteren als coach voor een specialisme waar ik weinig weet van had.

Al snel schreef ik meer dan ik coachte en kwam er een boek over mijn niche, faalangst. Kort daarna ontdekte ik dat ik last had gehad van bore-outklachten, toen ik vervroegd met pensioen ging, een fenomeen waar in ons land nog geen boek over verschenen was. Mijn nieuwe niche was geboren.

Mijn eerste boek over dit thema werd begroet als een uitdaging, een gat in de markt waar je op diverse terreinen winst mee kon boeken. Het tweede volgde vlotjes. Bij het derde kreeg ik ineens te horen dat bore-out slechts een niche is, een te kleine doelgroep heeft en er geen eer aan te behalen valt. Zo kreeg het woord ‘niche’ een nieuwe betekenis.

Het boek kwam er toch en bij het exemplaar dat nu op stapel staat over het bedriegersfenomeen kreeg ik weer zo'n commentaar. Het is te onbekend, geniet te weinig belangstelling en er zit dus geen muziek in. Ook weer een niche? Mogelijk heb ik iets met niches, maar ik zie dat toch anders.

Allereerst biedt een niche kansen, als je ze slim in de markt zet. Daarnaast blijft iets wat geen aandacht krijgt, eeuwig een niche. Maar bore-out was al lang geen niche en het bedriegersfenomeen is er nog minder een, tenminste als je naar het aantal direct betrokkenen kijkt. Een onderzoek wees uit dat driekwart van de vrouwen en de helft van de mannen in enige mate last van dit verschijnsel heeft.* Meer dan 60% van de mensheid.

Het fenomeen is niet onbekend, doordat het nauwelijks voorkomt, maar doordat veel mensen die ermee rondlopen, zich niet veilig genoeg voelen om erover te praten en er dus het zwijgen toe doen. Als we het als een niche blijven zien, is er voor hen ook geen stimulans om dit zwijgen te doorbreken. Het is een fenomeen in een verdoken hoekje van de maatschappij dat daar een triestig leven leidt…

Door meer mensen voor dit onderwerp te interesseren, moet het lukken daar verandering in te brengen. Hopelijk zal mijn boek daartoe bijdragen.


* Stadelmaier, V. (2014) F*ck die onzekerheid, Nooit meer (onterecht) bang om door de mand te vallen

zondag 15 december 2024

MEER OVER BEDRIEGERSGEVOELENS:

HET BEEST IN DE OGEN KIJKEN...

Regelmatig krijg ik de vraag waarover mijn nieuwe boek gaat. Ook van collega-coaches, die het fenomeen vaak nauwelijks kennen. Het bedriegersfenomeen, beter bekend als impostersyndroom, komt in veel spreekkamers zelden tot nooit voorbij en de vraag is dan al snel: 'Is het echt zo'n groot probleem?' 'Zeker,' is dan mijn stellige antwoord.


Een van de personen die ik sprak, zelf ook coach, vertelde mij dat hij er zijn cliënten vaak expliciet naar vraagt. ‘Heb je wel eens het gevoel dat je prestaties niet het gevolg zijn van je kwaliteiten, competenties en vaardigheden? Denk je wel eens dat oorzaken buiten jou er verantwoordelijk voor zijn en dat je de boel belazert?’ Na de verbazing over de vraag volgt bij zo'n cliënt dikwijls opluchting. Blijkbaar is zijn probleem iets waar meer mensen mee te maken hebben en heeft het zelfs een naam.

Deze coach werkt vooral met mannen en veel van zijn cliënten herkennen het probleem bij zichzelf. Mannen dus, terwijl bedriegersgevoelens bij dit deel van de mensheid minder vaak voor zouden komen dan bij vrouwen. Dan is het aantal vrouwen dat positief zou reageren, mogelijk nog groter. Als je er niet naartoe beweegt, ga je voorbij aan het thema en de vraag is of je je cliënten daarmee een dienst bewijst.

Het herinnert me aan mijn tijd als leerlingbegeleider, toen ik soms leerlingen met suïcidegedachten sprak, maar het nooit gebeurde dat een van hen daar uit zichzelf mee kwam. Als je er rechtstreeks naar vroeg, was de opluchting echter vaak groot. Het beest kwam in het licht te staan, waardoor ze het makkelijker in de ogen konden kijken. Maar veel mentoren durfden de vraag niet te stellen, want wat moesten ze doen, als de leerling 'ja' zou zeggen?

Zo voerde ik ook gesprekken met mensen die nog nooit gehoord hadden van bedriegersgevoelens, maar bij het lezen van mijn oproep meteen wisten dat zij er last van hadden. Het besef dat zij er niet als enigen mee rondlopen, zorgt al voor opluchting en de mogelijkheid om erover te praten vormt een eerste stap naar heling.

Wat je niet ziet, hoort, ruikt, proeft of voelt, kan er toch wel zijn. 70% van de mensen zou in meer of mindere mate last hebben van deze gevoelens. De persoon die in je spreekkamer voor je zit mogelijk dus ook, al komt hij er zelf niet mee. Er rust namelijk veel schaamte op. Mijn advies is daarom er wat sneller naar te vragen en het bespreekbaar te maken. Als je een negatieve - en misschien wat verbaasde - reactie krijgt, is er immers niets verloren. Wel heb je dan iemand de kans gegeven om met zijn probleem tevoorschijn te komen en die eerste stap naar heling te zetten.

 

vrijdag 6 december 2024

MEER OVER BEDRIEGERSGEVOELENS:

ALADIN WAS GEEN BEDRIEGER! 

De eerste versie van het manuscript voor mijn boek over bedriegersgevoelens ligt bij mijn meeleesmaatje. Het is nu wachten op zijn feedback.

Als ik terugkijk op het productieproces, denk ik enerzijds aan al die ontkende en daardoor verspilde competenties en vaardigheden en anderzijds aan het massale gebrek aan zelfvertrouwen en zelfgevoel. Daardoor blijven de kwaliteiten als geesten verstopt in de flessen van hun eigenaars.




Het verhaal van Aladin en diens wonderlamp, een bekend sprookje uit Duizend-en-een-nacht, komt voorbij. Op een dag komt er een tovenaar, die zegt Aladins oom te zijn. Samen gaan ze naar de woestijn. Daar laat de tovenaar Aladin afdalen in een grot om een bijzondere lamp op te halen, die – als hij erover wrijft – zijn wensen kan vervullen. Behalve de lamp mag Aladin niets aanraken. Hij neemt echter zoveel schatten mee dat hij bijna niet meer omhoog kan. De tovenaar gooit kwaad de grot dicht. Hier zet ik het sprookje stil en ga weer terug naar het thema van mijn boek.

Mensen met bedriegersgevoelens bezitten in feite ook zo’n lamp. Als ze erover wrijven, zijn ze in staat tot grootse prestaties. Maar anders dan in het sprookje doen ze er alles aan om het licht niet naar buiten te laten komen. Zodra dat even wel het geval is, gooien ze de grot snel dicht.

Wat ze presteren is immers te danken aan externe factoren: de toeval, de kosmos, het weer, de vragen, hun kleding. Aan alles, behalve aan wat in henzelf besloten is en dat wat ze echt kunnen. 

Zo gebruiken ze hun energie om de geest in de fles te houden in plaats van hem enthousiast eruit te laten springen, om zichzelf toe te staan om in het licht te treden en te stralen. Zo gaat een schat aan competenties verloren. Niet alleen zijzelf blijven in het donker, ook op hun activiteiten en werkplek valt geen licht.

Aladin steelt om het leven op straat vol te houden, maar de lamp krijgt hij eerlijk van de tovenaar. Doordat hij ze naar hartenlust gebruikt, heeft het verhaal een happy end. Wat is ervoor nodig om die vele flessen te openen en ze vervolgens open te houden?



woensdag 16 oktober 2024

 BEDRIEGERSGEVOELENS EN FAALANGST   

- OVER COMPETENTIES - 


Onlangs vertelde ik, dat het bedriegersfenomeen en faalangst veel met elkaar te maken hebben. Ik citeerde de definitie van faalangst die staat in mijn boek ‘Over succes en falen in dertig verhalen…’: 'de gevolgen van misleidende, negatieve denkpatronen. Je denkt, vreest iets niet te kunnen, terwijl je objectief gezien alle kwaliteiten en vaardigheden in huis hebt, om het wel te kunnen (p. 20) Voor bedriegersgevoelens voegde ik toe: 'Je weet diep van binnen dat je het kunt en je hebt er al bewijzen van geleverd.' De angst het niet waar te kunnen maken en jezelf en de ander teleur te stellen is er in beide gevallen. Dat is het gevolg van dat bedrieglijke stemmetje in je hoofd.

Anders dan iemand met bedriegersgevoelens kan iemand met faalangst genieten van een prestatie en er ook trots op zijn. Per slot van rekening moest hij zichzelf overwinnen om die prestatie te leveren. Hij gaat ook niet meteen piekeren over een volgende keer. Dat komt wel, als het zover is.


Iemand met bedriegersgevoelens zou ook hoog scoren op competenties, maar iemand met faalangst niet. Dat laatste klopt niet, als je mijn definitie onderschrijft, waarin staat: ‘terwijl je objectief gezien alle kwaliteiten en vaardigheden in huis hebt, om het wel te kunnen’. De competentie is er, de durf niet. Ik coachte gymnasiumleerlingen, die de stof meer dan voldoende beheersten, maar toch bang waren om te falen.

Twee groepen die zich vaak melden omdat ze denken faalangst te hebben, vertel ik dan ook dat dat niet zo is, of dat het nog niet vastgesteld kan zijn. Enerzijds de groep die zich niet voorbereidt op een taak en dus terecht bang is er niets van te bakken. Anderzijds de groep voor wie een klus te hoog gegrepen is. Die bijvoorbeeld de intelligentie of het praktische inzicht mist Zo iemand kan oefenen totdat hij een ons weegt, zijn competenties zullen niet voldoende verbeteren. Van faalangst kan pas sprake zijn, als je 'werkt' op je eigen niveau.

Ben je lid van de eerste groep, dan ben je meer gebaat bij een training in bijvoorbeeld studievaardigheden, zodat je leert dat een goede voorbereiding het halve werk is. In de tweede groep ben je beter af met een klus of opleiding van een niveau dat beter bij je past. Faalangstcoaching is dan een uitzichtloze exercitie. Tijdens het uur van de waarheid ben je bang om te falen, maar hebt dan waarschijnlijk terecht angst, geen faalangst.