zaterdag 27 april 2024

 

IN DE VAL

De tranen prikten in haar ogen, terwijl Aniek om zich heen keek. Ze zat in de kelder van het gebouw in een oud, muffig kantoor. Als ze door het smalle raampje naar buiten keek, zag ze af en toe benen voorbij wandelen. Meer niet. Alles wat ze strikt genomen nodig had voor haar werk, bevond zich in deze ruimte: een bureau en een bureaustoel, een computer, schrijfmateriaal en in de hoek stond zelfs een apparaat om koud water te tappen.

Hier moest ze van haar baas nu al bijna drie weken in haar eentje zitten. Zogenaamd omdat ze met haar gehoorproblemen last had van het geroezemoes in de kantoortuin. Maar ze had dat zelf nooit aangegeven en in die weken had ze nauwelijks een collega gezien. Het dichtstbijzijnde toilet was op de verdieping boven haar. Dat was, de trap meegeteld, ongeveer honderd meter lopen, de lengte van een voetbalveld. Daar was ook de personeelskantine, maar daar ging sinds enige tijd iedereen met zijn rug naar haar toe zitten. Als ze niet om werk ging vragen, had ze niets te doen en het leek wel alsof de cases die ze moest doornemen, steeds meer op elkaar gingen lijken.

Vertederd keek ze naar de foto die ze op haar bureau had gezet. Haar beide kinderen lachten haar stralend toe. Micky van drie met zijn babyzusje dat tegen hem aan zat geleund. Voor hun moest ze dit volhouden. Ze vermande zich, trok het dossier waar ze mee bezig was, naar zich toe en ging zuchtend verder met het oersaaie werk. Af en toe ging ze staan om zich even uit te rekken. Ze kon zich geen rugklachten permitteren.

Aan het eind van de middag liep ze met de kinderwagen door de stad. De baby lag vredig te slapen, Micky, de driejarige kleuter hield haar hand stevig vast. Ineens zag ze Marga, haar collega aan de overkant van de straat. Ze besloot naar haar toe te lopen om te vragen, waarom ze de laatste tijd zo raar tegen haar deed. Vroeger gingen ze regelmatig bij elkaar op bezoek en ze waren zelfs wel eens samen op vakantie geweest. De laatste weken meed Marga haar als de pest, terwijl ze echt niet wist wat ze verkeerd had gedaan.

Toen Marga haar zag, trok ze haar met kinderwagen en al het overdekte winkelcentrum in. Ze keek om zich heen of niemand hun had gezien. Van de slapende baby in de kinderwagen keek ze verdrietig naar Aniek, die met een frons in haar voorhoofd naast haar stond. Marga deed toch wel heel erg maf! “Ik mag van de baas niet meer met je praten,“ zei ze, terwijl ze om zich heen bleef kijken. “Hij is bang, dat je binnenkort weer in verwachting bent en op zwangerschapsverlof gaat. Hij vindt, dat je het bedrijf daarmee tekort doet.”

Aniek wist niet wat ze hoorde. Zwangerschapsverlof is een recht voor elke vrouw en ze had tijdens het laatste verlof thuis zelfs in het begin nog dossiers doorgenomen. “Ja, dat weet hij ook wel, maar toch wil hij blijkbaar van je af…” “En de anderen dan?” vroeg Aniek, “jij bent niet de enige die met een boog om me heen loopt.” “We mogen allemaal niet meer met je praten,” antwoordde Marga, “maar dat heb je niet van mij. Ik heb mijn baan veel te hard nodig om stampij met hem te riskeren.”

Aniek wist dat ze gelijk had. Marga was directiesecretaresse, al jaren gescheiden, haar twee pubers woonden bij haar en ze was verwikkeld in een slepend conflict over de alimentatie met haar ex. Terneergeslagen liep ze verder. Ze kon tenminste blij zijn, dat Marga haar in vertrouwen had genomen en dat er niets was wat ze haar persoonlijk kwalijk nam. De vader van haar kinderen was er al enige tijd vandoor: weinig kans dat ze opnieuw zwanger zou raken…

Thuisgekomen voedde ze de baby, legde haar in haar wiegje en nadat ze met Micky gegeten had en hij voor de televisie was beland, opende ze haar computer om op zoek te gaan naar vacatures.


Een niet zo bekend fenomeen dat een belangrijke rol kan spelen bij werkstress, heet ‘straining’. Daarover gaat bovenstaand verhaal. Een werkgever wil van een werknemer af, maar kan dat niet op een legale manier voor elkaar krijgen. Daarom plaatst hij de werknemer in een onverdraaglijke positie in de hoop dat deze zelf tenslotte zijn biezen pakt. Hij wordt geïsoleerd van de collega’s, krijgt geen, te veel, te weinig, te saaie, te makkelijke of juist te moeilijke opdrachten, krijgt geen werkmateriaal etc. Maar als zo’n werknemer in zo’n situatie niet snel genoeg kiest voor zichzelf of niet in de gelegenheid is om dat te doen, kan een burn-out of bore-out het gevolg zijn.

De Duitse professor, Harald Ege, die in Italië werkt aan de universiteit van Modena, schreef een boek over dit fenomeen.* In Duitsland en Italië kun je tegen een werkgever die dit soort dingen doet, een aanklacht indienen. In Nederland zijn we – voor zover ik weet – nog niet zo ver. Dat een en ander moeilijk te bewijzen valt, is waarschijnlijk een belangrijke reden. Zo’n proces is natuurlijk ook erg belastend voor de bewuste persoon, zeker als zijn lichaam en geest uitgeput zijn tijdens een burn- of bore-out. Dan ligt kiezen voor een minder energievretende reactie voor de hand.

Geen idee hoe vaak het voorkomt, maar dat het ook in Nederland gebeurt, maakte een aantal interviews die ik hield voor mijn laatste boek me duidelijk.

* Straining: Eine subtile Art von Mobbing, 2014

 

 

 BIJ DE KAPPER

Vanuit de spiegel kijkt ze naar me, terwijl ze vlijtig verder knipt.
‘Ik hoorde van mijn collega dat jij boeken schrijft?’ Ze knikt in de richting van de collega die haar dat blijkbaar verteld heeft. Die lacht mij vriendelijk toe vanuit de spiegel aan de andere kant van de zaak. ‘Ja, antwoord ik, binnenkort verschijnt het vierde.’ ‘Waar gaan die boeken dan over? Zijn het liefdesromans?’ Ik schiet in de lach en schud mijn hoofd. ‘Nee hoor, helemaal niet, het eerste gaat over faalangst, het tweede, derde en vierde gaan over bore-out.’
In de spiegel kruisen onze blikken elkaar, terwijl ze snuift: ‘O, burn-out!’ het klinkt nogal minachtend.



‘Nee, je hebt me niet goed verstaan: ik zei niet burn-out, maar bore-out.’ Er verschijnt een geïrriteerd trekje om haar mond, als ze antwoordt: ‘Wat is dat dan nu weer? Weer zo’n modeziekte zeker? Tegenwoordig hoor je er niet meer bij, als je niet zoiets hebt: dyslexie, autisme, ADHD, burn-out en nu dit weer. Wat zei je?’ ‘Bore-out’ herhaal ik geduldig. ‘De klachten lijken op elkaar.’ ‘Zeker ook weer een reden om ziek thuis te blijven,’ moppert ze, ‘misschien moeten mensen gewoon eens wat flinker zijn. Ik heb van mijn ouders geleerd, dat ik me niet aan moet stellen en dat ik niet bij ieder pijntje thuis moet blijven. En jij schrijft daar boeken over?’ Haar ongeloof kon niet groter zijn.
Ze is klaar met mijn kapsel, pakt een handspiegel, zodat ik ook mijn achterhoofd kan zien. ‘Wat een flauwekul,’ hoor ik haar nog mompelen, terwijl ze naar de kassa loopt. Ik reken af, trek mijn jas aan en verlaat de winkel.
Zo veel vooroordelen! Wat moet je daar nou tegen beginnen?