dinsdag 15 oktober 2019



 Over  boreout, schaamte


 en schuldgevoelens

“Wat is dat?” is steevast de reactie, als ik de term ‘boreout’ laat vallen. Niet alleen bij mensen, die ik gemakshalve wil aanduiden als ‘leken’, maar ook bij professionals, zoals huisartsen en coaches, van wie je zou mogen verwachten, dat ze er toch minimaal wel eens van gehoord hebben.

Maar helaas is het zo, dat  i.t.t. tot zijn broertje, de ‘burnout’, het fenomeen ‘boreout’ in Nederland nog behoorlijk onderbelicht is. Er is ook weinig literatuur over te vinden.
Vreemd is dat, want iedereen weet wel zo’n beetje wat ‘burnout’ is. Er liggen talrijke boeken over in de winkels, vanuit allerhande invalshoeken geschreven en ook op het gebied van coaching en therapie is er genoeg voor te vinden. Iedereen kent wel iemand, die burnout is of is geweest. Burnout is dan ook al bekend sinds 1974,boreout is pas begin 20e eeuw ontdekt.




Laat ik daarom de twee fenomenen eerst met elkaar vergelijken en met de overeenkomsten beginnen.

In de eerste plaats zijn het allebei sluipmoordenaars. Op het moment dat een cliënt zijn overlevingsstrategieën na lang ploeteren niet meer werken en hij instort, kan meestal pas worden vastgesteld wat hem scheelt. De klachten hebben zich lang, soms wel jaren daarvoor in zijn systeem genesteld en de kans gekregen om er een waar slagveld aan te richten. Zowel burn- als boreout berokkenen iemand forse psychische schade en het kost maanden, soms zelfs jaren om ervan te herstellen, als dat al volledig lukt. De cliënt zelf had het niet in de gaten, zijn omgeving evenmin. Natuurlijk waren er voortekenen. Natuurlijk raakte hij zowel psychisch als fysiek steeds meer uitgeput, ging hij steeds meer twijfelen aan zichzelf en zijn eigen kwaliteiten, werd hij steeds zwaarder op de hand, pessimistischer en negatiever en kwam er steeds minder goed werk uit zijn handen. Want dat is de tweede overeenkomst: de klachten in de aanloop en het eindstadium zijn bij boreout en burnout grotendeels gelijk.

Het belangrijkste verschil zit in het traject ernaar toe. Het getuigt m.i. van versimpeling  om te zeggen, dat burnout ontstaat door een te veel en boreout door een te weinig aan prikkels. Te lang achter elkaar onderhevig zijn aan te veel (ongezonde) prikkels kan inderdaad tot een burnout leiden. Niet de stress als zodanig veroorzaakt de burnout, wel te veel stress gedurende een te lange periode achter elkaar, zonder regelmatig momenten in te gelasten om te ontspannen. Het betreft mensen, die in de periode ervoor op de een of andere manier zwaar overbelast zijn geraakt. Meestal op hun werk, maar ook in de privé-situatie of bij een combinatie van beide kan een burnout ontstaan.

Maar hoe zit het nou met  boreout? Het woord komt van het Engelse werkwoord “to bore”, je vervelen en het aspect verveling speelt inderdaad een grote rol. Je hebt te weinig werk en dus veel tijd, die je niet effectief in kunt zetten, of je hebt genoeg werk, maar het boeit je niet voldoende en/of het spreekt je kwaliteiten en talenten niet aan. De prikkels die je van buitenaf krijgt, zijn voor jou dan dus ongezond en ontoereikend, terwijl de noodzaak om hiermee om te gaan zorgt voor frustratie, schaamte, onrust, boosheid, verveling en andere gevoelens, die ongezonde prikkels van binnenuit veroorzaken. Het onderdrukken van deze gevoelens, terwijl je zowel de situatie als wat ze veroorzaakt voor de buitenwereld verborgen wilt houden, kost je op den duur zo veel energie, dat je er net zo uitgeput door raakt als door de overbelasting bij een burnout. Je zou dus kunnen spreken van overbelasting door structurele onderbelasting. De ervaren zinloosheid, leegheid en de onmogelijkheid je creatieve vermogens in te zetten en je te ontwikkelen verlammen en slaan dood. De uitdrukking is niet voor niets je ‘dood’ vervelen!


Overigens kan ook een boreout op andere plekken dan de werkomgeving ontstaan. Denk aan werklozen, die er jaren achter elkaar niet in slagen hun ‘vrije’ tijd op een voor hun bevredigende wijze op te vullen, aan mensen die aan de lopende band werken en daar dag in dag uit steeds weer dezelfde handelingen moeten verrichten, aan hoogbegaafde kinderen voor wie het schoolprogramma te gemakkelijk en dus saai en vervelend is, aan jonge moeders, die zich uitsluitend bezighouden met het huishouden en hun kinderen. Als het werk hun daar boven het hoofd groeit en ze er ook nog te weinig voldoening uit halen, zijn burnout en boreout soms zelfs met elkaar verweven.

Natuurlijk is er altijd sprake van een wisselwerking: de uiterlijke omstandigheden spelen een rol, maar je moet er het type mens voor zijn om daar last van te hebben in een mate dat je er ziek door wordt. Wie het prima vindt om weinig of niets te doen te hebben, of compensatie vindt in bijvoorbeeld een hobby of vrijwilligerswerk, zal er minder onder lijden.

Wat maakt nu, dat mensen die het slachtoffer worden van  boreout op de werkvloer daarvan niets aan de buitenwereld laten merken? Allereerst weten ze vaak niet welk proces ze ondergaan en dat ze dus langzaam boreout raken. Ze ervaren het groeiende onbehagen, maar hebben nauwelijks een idee waardoor het veroorzaakt wordt. Ook kan het zo zijn, dat ze bang zijn voor meer van hetzelfde, als wat ze doen hun al niet boeit, maar er qua tijd ruimte zou zijn voor meer. Liever tijd overhouden, dan die tijd ook nog moeten vullen met oninteressante bezigheden. Tenslotte spelen  ‘schuldgevoelens en schaamte’ een belangrijke rol. Ik wil schaamte daarbij definiëren als ‘het gevoel dat je tekort schiet in de ogen van anderen’ en schuld als ‘een of meer anderen bewust tekort doen’. Ik wil dit illustreren aan de hand van mijn eigen ervaringen.

Jarenlang werkte ik in het Voortgezet Onderwijs, eerst als docent, later o.a.  als teamcoördinator, faalangsttrainer en coach-trainer van collega’s. Hoewel mijn hart steeds meer was komen te liggen bij het coach- en trainingswerk, stond ik in het laatste jaar ineens weer volledig voor de klas. Door een bezuinigingsoperatie, zo werd mij gezegd, was er geen ruimte meer in mijn takenpakket voor het coachen en trainen.

Hoe waardevol en belangrijk les geven ook is, het was al jaren mijn pad niet meer en ik slaagde er niet meer in om ervoor te gaan. Wat ik het liefste deed, was op school onbereikbaar geworden en wat ik moest doen, vond ik na al die jaren saai, vervelend en vooral ook heel eentonig. Jaar in, jaar uit dezelfde examenteksten behandelen, waar de te stellen vragen al bij stonden, om maar één voorbeeld te noemen.

De situatie, waar ik in terecht was gekomen, kwam niet als een donderslag bij heldere hemel. Ze was in de voorgaande jaren geleidelijk gegroeid, maar dat maakte ze niet minder vervelend en frustrerend.

Omdat er geen perspectief op verandering was, ervoer ik die situatie als behoorlijk hopeloos. Naast het verdriet over de dierbare taken die ik was kwijtgeraakt en het onvermogen te genieten van het andere werk, waren er ook nog de schaamte en het schuldgevoel. Ik voelde me schuldig jegens mijn collega’s, die zich te barsten werkten, terwijl ik mijn uren voor coaching en training nauwelijks gevuld kreeg, jegens mijn leerlingen, die ik een meer gemotiveerde docent gunde dan ik nog kon zijn, jegens mijn ouders, die hun leven lang ongeschoold werk hadden moeten doen en keihard gewerkt hadden om mij de kans te geven om het ‘beter’ te krijgen en ja, jegens de maatschappij, omdat ik meer uren betaald kreeg dan ik zinvol vulde. Bovendien schaamde ik mij, omdat ik van iemand met  aanzien op school veranderd was in iemand, die onzichtbaar was geworden. Daarbij associeerde ik ‘verveling’ met verwende kinderen, die ondanks dat ze de beschikking hadden over bergen speelgoed niet wisten wat ze konden doen.




Als ik het al gewild had, ruimte om er met iemand over te praten en samen op zoek te gaan naar oplossingen was er niet. Geen vertrouwenspersoon, geen empathische teamleider, geen geïnteresseerd directielid en niemand op de afdeling personeelszaken. Collega’s kwamen al helemaal niet in aanmerking, want die hadden geen tijd om zich te vervelen, laat staan te begrijpen dat ik dat wel deed. Van een betrokken, zeer gemotiveerde en enthousiaste werknemer veranderde ik geleidelijk aan in iemand die het hele schoolgebeuren vanaf een afstand bezag en zich er niet meer mee kon verbinden. Intussen groeiden het gevoel van machteloosheid en de eenzaamheid.

De boreout eiste zijn tol. Ik werd steeds negatiever, chagrijniger en kribbiger, kreeg steeds meer slaapproblemen en maagklachten, raakte afwezig en verstrooid en ontwikkelde uitstelgedrag. Het correctiewerk, dat ik moest doen, liet ik vaak zo lang liggen, dat het nachtwerk werd, waardoor ik er haast kokhalzend boven zat, er nog minder van slapen kwam en mijn vermoeidheid ontaardde in uitgeputheid.

Totdat ik op zekere dag boven zo’n berg correctiewerk in huilen uitbarstte bij het vooruitzicht, dat dit tot aan mijn pensioen mijn leven zou zijn. Het was alsof de dijken braken en de huilbui bleef maar duren. Dit was het beslissende moment, dat ertoe leidde dat ik uiteindelijk besloot vervroegd met pensioen te gaan. Daar was ik net oud genoeg voor. 

Of ik begreep wat er met mij aan de hand was? Ik vermoedde, dat ik op een burnout afstevende, omdat ik een aantal symptomen herkende van collega’s en ook anderen die ik gecoacht had. Dat ‘mijn’ burnout in dat geval atypisch was, begreep ik wel. Ik had immers al jaren niet te veel, maar te weinig (boeiend) werk. Pas veel later, toen ik over burnout ging lezen, stuitte ik op zijn tegenhanger, de boreout. Niet alleen vanwege mijn eigen ervaringen, maar ook doordat ik over die van lotgenoten las, werd mij duidelijk, hoe dit probleem iemands leven kan vergallen en hoe belangrijk het is om voor her- en erkenning ervan te vechten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten