Over boreout, schaamte
en schuldgevoelens
“Wat is dat?” is steevast de
reactie, als ik de term ‘boreout’ laat vallen. Niet alleen bij mensen, die ik
gemakshalve wil aanduiden als ‘leken’, maar ook bij professionals, zoals
huisartsen en coaches, van wie je zou mogen verwachten, dat ze er toch minimaal
wel eens van gehoord hebben.
Maar helaas is het zo, dat i.t.t. tot zijn broertje, de ‘burnout’, het
fenomeen ‘boreout’ in Nederland nog behoorlijk onderbelicht is. Er is ook
weinig literatuur over te vinden.
Vreemd is dat, want iedereen
weet wel zo’n beetje wat ‘burnout’ is. Er liggen talrijke boeken over in de
winkels, vanuit allerhande invalshoeken geschreven en ook op het gebied van
coaching en therapie is er genoeg voor te vinden. Iedereen kent wel iemand, die
burnout is of is geweest. Burnout is dan ook al bekend sinds 1974,boreout is pas begin 20e eeuw ontdekt.
Laat ik daarom de twee fenomenen
eerst met elkaar vergelijken en met de overeenkomsten beginnen.
In de eerste plaats zijn het
allebei sluipmoordenaars. Op het moment dat een cliënt zijn
overlevingsstrategieën na lang ploeteren niet meer werken en hij instort, kan
meestal pas worden vastgesteld wat hem scheelt. De klachten hebben zich lang,
soms wel jaren daarvoor in zijn systeem genesteld en de kans gekregen om er een
waar slagveld aan te richten. Zowel burn- als boreout berokkenen iemand forse
psychische schade en het kost maanden, soms zelfs jaren om ervan te herstellen,
als dat al volledig lukt. De cliënt zelf had het niet in de gaten, zijn
omgeving evenmin. Natuurlijk waren er voortekenen. Natuurlijk raakte hij zowel
psychisch als fysiek steeds meer uitgeput, ging hij steeds meer twijfelen aan
zichzelf en zijn eigen kwaliteiten, werd hij steeds zwaarder op de hand,
pessimistischer en negatiever en kwam er steeds minder goed werk uit zijn
handen. Want dat is de tweede overeenkomst: de klachten in de aanloop en het
eindstadium zijn bij boreout en burnout grotendeels gelijk.
Het belangrijkste verschil
zit in het traject ernaar toe. Het getuigt m.i. van versimpeling om te zeggen, dat burnout ontstaat door een
te veel en boreout door een te weinig aan prikkels. Te lang achter elkaar
onderhevig zijn aan te veel (ongezonde) prikkels kan inderdaad tot een burnout
leiden. Niet de stress als zodanig veroorzaakt de burnout, wel te veel stress
gedurende een te lange periode achter elkaar, zonder regelmatig momenten in te
gelasten om te ontspannen. Het betreft mensen, die in de periode ervoor op de
een of andere manier zwaar overbelast zijn geraakt. Meestal op hun werk, maar
ook in de privé-situatie of bij een combinatie van beide kan een burnout
ontstaan.
Maar hoe zit het nou met
boreout? Het woord komt van het Engelse
werkwoord “to bore”, je vervelen en het aspect verveling speelt inderdaad een
grote rol. Je hebt te weinig werk en dus veel tijd, die je niet effectief in
kunt zetten, of je hebt genoeg werk, maar het boeit je niet
voldoende en/of het spreekt je kwaliteiten en talenten niet aan. De prikkels
die je van buitenaf krijgt, zijn voor jou dan dus ongezond en ontoereikend,
terwijl de noodzaak om hiermee om te gaan zorgt voor frustratie, schaamte,
onrust, boosheid, verveling en andere gevoelens, die ongezonde prikkels van
binnenuit veroorzaken. Het onderdrukken van deze gevoelens, terwijl je zowel de
situatie als wat ze veroorzaakt voor de buitenwereld verborgen wilt houden,
kost je op den duur zo veel energie, dat je er net zo uitgeput door raakt als
door de overbelasting bij een burnout. Je zou dus kunnen spreken van
overbelasting door structurele onderbelasting. De ervaren zinloosheid, leegheid
en de onmogelijkheid je creatieve vermogens in te zetten en je te ontwikkelen
verlammen en slaan dood. De uitdrukking is niet voor niets je ‘dood’ vervelen!
Overigens kan ook een
boreout op andere plekken dan de werkomgeving ontstaan. Denk aan werklozen,
die er jaren achter elkaar niet in slagen hun ‘vrije’ tijd op een voor hun
bevredigende wijze op te vullen, aan mensen die aan de lopende band werken en
daar dag in dag uit steeds weer dezelfde handelingen moeten verrichten, aan
hoogbegaafde kinderen voor wie het schoolprogramma te gemakkelijk en dus saai
en vervelend is, aan jonge moeders, die zich uitsluitend bezighouden met het
huishouden en hun kinderen. Als het werk hun daar boven het hoofd groeit en ze
er ook nog te weinig voldoening uit halen, zijn burnout en boreout soms zelfs
met elkaar verweven.
Natuurlijk is er altijd
sprake van een wisselwerking: de uiterlijke omstandigheden spelen een rol, maar
je moet er het type mens voor zijn om daar last van te hebben in een mate dat
je er ziek door wordt. Wie het prima vindt om weinig of niets te doen te
hebben, of compensatie vindt in bijvoorbeeld een hobby of vrijwilligerswerk,
zal er minder onder lijden.
Wat maakt nu, dat mensen die
het slachtoffer worden van boreout op
de werkvloer daarvan niets aan de buitenwereld laten merken? Allereerst weten
ze vaak niet welk proces ze ondergaan en dat ze dus langzaam boreout raken. Ze
ervaren het groeiende onbehagen, maar hebben nauwelijks een idee waardoor het
veroorzaakt wordt. Ook kan het zo zijn, dat ze bang zijn voor meer van
hetzelfde, als wat ze doen hun al niet boeit, maar er qua tijd ruimte zou zijn
voor meer. Liever tijd overhouden, dan die tijd ook nog moeten vullen met
oninteressante bezigheden. Tenslotte spelen ‘schuldgevoelens en schaamte’ een belangrijke
rol. Ik wil schaamte daarbij definiëren als ‘het gevoel dat je tekort schiet in
de ogen van anderen’ en schuld als ‘een of meer anderen bewust tekort doen’. Ik
wil dit illustreren aan de hand van mijn eigen ervaringen.
Jarenlang werkte ik in het
Voortgezet Onderwijs, eerst als docent, later o.a. als teamcoördinator, faalangsttrainer en
coach-trainer van collega’s. Hoewel mijn hart steeds meer was komen te liggen
bij het coach- en trainingswerk, stond ik in het laatste jaar ineens weer
volledig voor de klas. Door een bezuinigingsoperatie, zo werd mij gezegd, was er geen
ruimte meer in mijn takenpakket voor het coachen en trainen.
Hoe waardevol en belangrijk
les geven ook is, het was al jaren mijn pad niet meer en ik slaagde er niet
meer in om ervoor te gaan. Wat ik het liefste deed, was op school onbereikbaar
geworden en wat ik moest doen, vond ik na al die jaren saai, vervelend en
vooral ook heel eentonig. Jaar in, jaar uit dezelfde examenteksten behandelen,
waar de te stellen vragen al bij stonden, om maar één voorbeeld te noemen.
De situatie, waar ik in
terecht was gekomen, kwam niet als een donderslag bij heldere hemel. Ze was in
de voorgaande jaren geleidelijk gegroeid, maar dat maakte ze niet minder
vervelend en frustrerend.
Omdat er geen perspectief op
verandering was, ervoer ik die situatie als behoorlijk hopeloos. Naast het
verdriet over de dierbare taken die ik was kwijtgeraakt en het onvermogen te
genieten van het andere werk, waren er ook nog de schaamte en het schuldgevoel.
Ik voelde me schuldig jegens mijn collega’s, die zich te barsten werkten,
terwijl ik mijn uren voor coaching en training nauwelijks gevuld kreeg, jegens
mijn leerlingen, die ik een meer gemotiveerde docent gunde dan ik nog kon zijn,
jegens mijn ouders, die hun leven lang ongeschoold werk hadden moeten doen en
keihard gewerkt hadden om mij de kans te geven om het ‘beter’ te krijgen en ja,
jegens de maatschappij, omdat ik meer uren betaald kreeg dan ik zinvol vulde.
Bovendien schaamde ik mij, omdat ik van iemand met aanzien op school veranderd was in iemand, die
onzichtbaar was geworden. Daarbij associeerde ik ‘verveling’ met verwende
kinderen, die ondanks dat ze de beschikking hadden over bergen speelgoed niet
wisten wat ze konden doen.
Als ik het al gewild had,
ruimte om er met iemand over te praten en samen op zoek te gaan naar
oplossingen was er niet. Geen vertrouwenspersoon, geen empathische teamleider, geen
geïnteresseerd directielid en niemand op de afdeling personeelszaken. Collega’s
kwamen al helemaal niet in aanmerking, want die hadden geen tijd om zich te
vervelen, laat staan te begrijpen dat ik dat wel deed. Van een betrokken, zeer
gemotiveerde en enthousiaste werknemer veranderde ik geleidelijk aan in iemand
die het hele schoolgebeuren vanaf een afstand bezag en zich er niet meer mee
kon verbinden. Intussen groeiden het gevoel van machteloosheid en de
eenzaamheid.
De boreout eiste zijn tol.
Ik werd steeds negatiever, chagrijniger en kribbiger, kreeg steeds meer slaapproblemen
en maagklachten, raakte afwezig en verstrooid en ontwikkelde uitstelgedrag. Het
correctiewerk, dat ik moest doen, liet ik vaak zo lang liggen, dat het nachtwerk
werd, waardoor ik er haast kokhalzend boven zat, er nog minder van slapen kwam
en mijn vermoeidheid ontaardde in uitgeputheid.
Totdat ik op zekere dag
boven zo’n berg correctiewerk in huilen uitbarstte bij het vooruitzicht, dat
dit tot aan mijn pensioen mijn leven zou zijn. Het was alsof de dijken braken
en de huilbui bleef maar duren. Dit was het beslissende moment, dat ertoe leidde
dat ik uiteindelijk besloot vervroegd met pensioen te gaan. Daar was ik net oud
genoeg voor.
Of ik begreep wat er met mij
aan de hand was? Ik vermoedde, dat ik op een burnout afstevende, omdat ik een
aantal symptomen herkende van collega’s en ook anderen die ik gecoacht had. Dat
‘mijn’ burnout in dat geval atypisch was, begreep ik wel. Ik had immers al
jaren niet te veel, maar te weinig (boeiend) werk. Pas veel later, toen ik over
burnout ging lezen, stuitte ik op zijn tegenhanger, de boreout. Niet alleen
vanwege mijn eigen ervaringen, maar ook doordat ik over die van lotgenoten las,
werd mij duidelijk, hoe dit probleem iemands leven kan vergallen en hoe
belangrijk het is om voor her- en erkenning ervan te vechten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten