vrijdag 28 maart 2025

 ALS JE HET KNECHTJE BENT VAN JE SYSTEEM


In mijn boeken over bore-out en dat over het bedriegersfenomeen dat binnenkort verschijnt, laat ik zien hoe groot de disbalans in de onderstroom vaak is en welke gevolgen dat kan hebben in de bovenstroom van de mensen die het betreft. Bijv. doordat iemand in dienst is genomen door zijn systeem, omdat iemand in een eerdere generatie er zijn plek niet had.

Zo schreef ik over een ex-leerling, brugklasser, die een sterke trek naar de dood voelde, hoewel ze een ogenschijnlijk harmonieus en gelukkig leven leidde. De vader van haar moeder had jaren daarvoor een eind aan zijn leven gemaakt. Dat werd hem door de familie zo kwalijk genomen dat hij vanaf toen voor hen niet meer hoorde bij het systeem en ze zwegen over hem als het graf. Toen haar moeder opa weer een plek gaf in de dagelijkse gesprekken en de kleindochter ervaarde dat ze hem ook anders kon eren dan door hem te volgen, was de trek naar de dood verleden tijd. Momenteel is ze moeder van twee zoontjes.



Gisteren hoorde ik over een jongen van een jaar of twaalf, die extreem negatief gedrag vertoont. Pesten, schoppen, slaan, schreeuwen, vloeken, razen en tieren en allemaal ogenschijnlijk zonder reden. “Het lijkt wel alsof hij bezeten is en geen enkele instantie die zich met hem bezighoudt, kan achterhalen waarom hij dit doet”. De compassie van mijn gesprekspartner lag vooral bij de kinderen die geconfronteerd worden met dit vreselijke gedrag, de mijne ligt primair bij de jongen. Weer zo’n onbegrepen kind, dat zelf waarschijnlijk ook niet weet waarom het doet wat het doet, maar daar wel de sociale gevolgen van ondervindt:  uitbranders en straffen en wat nog veel erger is, buitengesloten worden, want wie wil er nou omgaan met zo’n kind?

Ik suggereerde om het uit te zoeken via een familieopstelling. Om te zien wat hieraan vooraf is gegaan, het aan te kijken en de knul in staat te stellen zijn eigen plek in te nemen, zijn eigen keuzes te maken en ‘gewoon’ kind te zijn. Mijn gesprekspartner vroeg of het niet belastend is om een kind zo’n opstelling te laten ondergaan, maar zo werkt het natuurlijk niet. Zijn plek zal dan worden ingenomen door een representant. Hij hoeft niet eens te weten dat de opstelling plaatsvindt. Die doet haar werk na afloop wel.

Ik hoop dat de volwassenen om hem heen hier werk van maken. Als mijn aanname klopt, kan hij verlost worden van de klus die hij ongeweten en onbewust klaart voor zijn systeem. Zodat hij een twaalfjarige kan worden die ertoe doet en zijn plek vindt tussen zijn leeftijdgenoten. Hij heeft al te lang gewerkt voor iemand anders. Kinderen zoals hij verdienen niet om veroordeeld, maar om geholpen te worden.

dinsdag 4 maart 2025

 


DE NAAIMACHINE VAN MIJN MOEDER,

EEN   VERHAAL…

Perfectionisme is niet aangeboren. Als perfectionisme je wordt voorgeleefd, bijvoorbeeld als ouders en/of opvoeders geen genoegen nemen met achten voor (school)prestaties, maar tienen verlangen, leert een kind dat fouten maken niet mag. Dat ze al zeker niet mogen dienen als materiaal om van te leren en om iets wat nu nog niet helemaal gelukt is, een volgende keer anders aan te pakken.

Dat ging door mijn hoofd, toen ik vanmorgen de naaimachine van mijn moeder in de berging zag staan en ik besloot er nog één keer over te schrijven. Hij staat klaar om opgehaald te worden door de kringloopwinkel, die denkt hem weer aan de praat te kunnen krijgen. Ik weet niet of dat lukt, ik heb er een hard hoofd in. Die naaimachine is ouder dan ik ben en ik heb in september de zeven kruisjes aangetikt. Bovendien is hij niet gebruikt, maar uitgewoond.




Oorspronkelijk was het een trapper, ik kan me nog goed herinneren dat mam er voor 100 gulden een motor op liet zetten. Honderd gulden, een kapitaal in mijn jeugd! Maar wat genoot ze van het moeiteloze gemak waarmee de naald vanaf dat moment over het stof raasde.

Mijn moeder was naaister en een verdomd goede! Naast het mijnwerkersinkomen van mijn vader zorgde haar werk voor de leuke extra’s in ons gezin, hoewel we allemaal vonden dat ze veel te weinig vroeg voor haar naaiwerk. Bedenk hoe arbeidsintensief dat werk was. We hadden geen telefoon, dus wie wilde weten of ze tijd had voor een klus, kwam dat vragen aan de deur. Het raadplegen van de modebladen volgde en het bezorgen van de te verwerken stof gebeurde tijdens bezoek nummer drie. Dan het passen, soms wel twee keer, als er na de eerste keer veel veranderd moest worden. Het ophalen van het kledingstuk gebeurde tijdens bezoek nummer vijf. Al die bezoekjes kostten tijd, koffie en koekjes, want mijn moeder vond dat haar klanten netjes ontvangen moesten worden. Maar ze rekende alleen de uren voor het daadwerkelijke naaiwerk: patroontekenen, knippen en naaien.

Als ze aan het werk was, mocht ik naast haar zitten, maar deed ik mijn mond open, dan werd ik de ruimte uit gestuurd. Ik mocht kijken, maar niets zeggen en niets vragen. Als ik mam met mijn geklets zou afleiden, zou ze de kostbare stof van haar klant kunnen verknippen en dan waren de verdiensten naar de Filistijnen, erger nog, dan kostte het haar geld… Zo heb ik heel wat uren zwijgend naast haar doorgebracht.

Parallel aan het kijkproces thuis moest ik op school rechte lijnen, krommen en cirkels leren stikken. Die waren voorgedrukt op papier en ik vond het een oersaaie en volstrekt overbodige bezigheid. Ik kon het al lang, al had ik het alleen in gedachten gedaan. Ik hoefde het op school niet te leren.

Maar totdat ik ging studeren, kwam er geen naaiwerk uit mijn handen. Dat ik niet zou kunnen tippen aan de prestaties van mijn moeder, weerhield mij daarvan. Bovendien had zij de naaimachine altijd in gebruik. Tot ik op een dag op de markt een lap stof kocht en vastbesloten zei dat ik daar een blouse van ging maken. Mam had de machine ingepakt, omdat ze op dat moment niets te naaien had en ik kreeg toestemming om hem weer uit te pakken. Ze was verwonderd, toen ik vroeg of het mocht, maar stemde toe.

IJverig ging ik aan het werk en tot mijn grote verbazing bleek ik veel meer te kunnen dan ik voor mogelijk had gehouden. Al die jaren observeren hadden me meer geleerd dan ik dacht. Ik gebruikte het radeerwieltje om een patroon te maken, tekende het op de stof over met kleermakerskrijt en knipte de delen uit. Daarbij dacht ik aan ruimte voor de zoom en de naden. Dat ging allemaal goed en hetzelfde gold voor het stikwerk. Dacht ik... Het voorpand van mijn blouse had een pas (een ‘platstuk’ in mijn dialect) en net toen ik dat vast had gemaakt aan het onderste deel van het pand, kon mam haar nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Maar wat een teleurstelling: mijn werk werd resoluut afgekeurd! Dat platstuk moest uitgehaald en opnieuw, want ik had het verkeerd vastgezet.  Vond zij, vond ik niet... Het zag er netjes uit en ik zag geen reden om het te veranderen. Toen ze aanstalten maakte om het dan zelf maar te doen, had ik mijn reden. Ze was bang dat haar klanten zouden denken dat dat prutswerk van haar was!

Ik capituleerde en zuchtend zocht ik een tornmesje om de naad los te knippen en stikte het platstuk ‘goed’ vast. Zo voegde ik me niet voor het eerst en ook niet voor het laatst naar haar idee van perfectie

Maar ik hield van die naaimachine, omdat hij zo verbonden was met het intieme samenzijn met mijn moeder tijdens haar werk. Ook nadat ik er als cadeau voor mijn afstuderen zelf een van haar kreeg, ging ik er tijdens een bezoek aan mijn ouderlijke huis regelmatig vóór zitten.

Toen het dementeringsproces van mijn moeder jaren later snel versnelde, ze opgenomen werd in een verzorgingshuis en haar appartement enkele maanden daarna werd ontmanteld, haalde ik de naaimachine naar Venlo. Iemand was zo aardig het loodzware ding twee trappen voor me op te dragen om hem op de logeerkamer te installeren. Mijn eigen naaimachine was al een tijdje ter ziele en dus ging ik die van mam gebruiken. Tot haar vlammetje na drie jaar in dat huis nog maar op een heel laag pitje flakkerde. Terwijl haar lichtje nog zachtjes brandde, begaf het lampje van de naaimachine het. Het nieuw aangeschafte exemplaar liet zich niet monteren. Het apparaat was er klaar mee, net zo klaar als mijn moeder was met haar leven. Dat was dan ook enkele dagen daarna afgelopen.

Ik heb nog even zonder verlichting genaaid. Dat kon alleen overdag als er voldoende licht naar binnen scheen, maar het duurde niet lang of het apparaat gaf er definitief de brui aan. Na bijna 70 jaar trouwe en intensieve dienst wilde het blijkbaar met pensioen en ik kon niet anders dan hem dat gunnen.



Nu staat hij dus in de berging te wachten op de ophaaldienst van de kringloopwinkel. Omdat ik op zoek ben naar een kleinere woning, ruim ik alles wat in de weg staat op. Maar het voelt als verraad. Zoals een renpaard na gedane zaken zijn laatste jaren mag doorbrengen in de wei, had hij vast nog graag een tijdje in mijn huis gestaan. Ik wil eigenlijk helemaal niet weten of het lukt hem nog aan de praat te krijgen, maar hem bedanken voor al die jaren trouwe dienst. Hij opende voor mij deuren naar vergezichten waar ik niet eens naar op zoek was. Als ik hem zag, zag ik hem samen met mijn moeder. En al speelde hij (of zij) een grote rol in het ontwikkelen van mijn soms overdreven perfectionisme, ik heb ook veel goeds aan hem te danken en nog meer aan haar. Ik houd van die machine, zoals ik van haar hield en altijd zal houden…