woensdag 16 april 2025

 

DE GOD GANESHA

De lucht is een beetje grauw, maar het is droog. Voor de deur van mijn werkkamer sta ik wat mistroostig naar buiten te staren. Mijn mooiste mythe, wat is dat? Ik heb zo geen enkele mythe paraat, laat staan een mooiste.

Vanaf z’n steen, die hem tot sokkel dient, zit Ganesha me aan te kijken. Of de blauwe regen boven hem volop in het blad zit, of zoals nu, volkomen kaal is, maakt hem niets uit. Onder alle omstandigheden zit hij relaxt voor zich uit te kijken. Blijkbaar is hij volledig op zijn gemak in mijn tuintje.

Terwijl ik nog een blik werp op zijn olifantenhoofd, gaan mijn gedachten naar het land, waar  hij z’n roots heeft. India, één van de mooiste landen die ik ooit bezocht heb, maar dat de laatste tijd steeds vaker in het nieuws is vanwege de meest vreselijke groeps- en individuele verkrachtingen, waar blijkbaar ook vrouwelijke toeristen regelmatig de dupe van zijn. Waren die er ook al, toen ik het land bezocht? Ik ben er drie keer geweest, maar heb daar nooit iets van gemerkt.



Ik was er voor het eerst in juli '98. Een groepsreis van vijf weken, grotendeels door India, een klein deel door Nepal. India, daar moet je tegen kunnen, was me vooraf herhaaldelijk gezegd. Na de sloppenwijlen in Jakarte, de vuilnisbelten op de Filippijnen en de townships in Zuid-Afrika moest dat toch wel lukken, dacht ik. Maar inderdaad, de mensen die mij gewaarschuwd hadden, kregen gelijk. Ondanks alle ellende die ik in andere landen al had gezien, was het niet vanzelfsprekend dat ik ertegen kon. De drukte, de hectiek, de herrie, de bedelaars, kinderen vooral, vaak verminkt door hun ouders, omdat ze zo meer geld binnen haalden. De te gaar gekookte prutjes. Maar ook de schitterende kleuren en de heerlijke geuren...

We startten, het kan ook bijna niet anders, in Delhi, wereldstad der wereldsteden en van daar waaierden we naar alle kanten uit.

Ik wil jullie over twee ervaringen vertellen, de rattentempel van Deshnok en de overnachting op het dak in Jaisalmer.

Vlak voordat we richting Deshnok vertrokken, had ik me het groepsdagboek in m’n handen laten stoppen en hoewel ik toen zelf altijd een reisverslag bijhield, merkte ik dat ik nu met andere ogen keek. Wat was de moeite waard om in dat groepsdagboek te vermelden? Genoeg, zo zou blijken in de loop van de dag.

De chauffeur van onze bus had zich laten verleiden om ons voor een fooi op z’n vrije dag naar de tempel te brengen. Gelukkig maar, want het was toch altijd nog zo’n 30 km en een andere vervoersoptie was er niet. Ik genoot van de kleurige reclameborden, die overal langs de weg stonden. Eerst reden we door een behoorlijk welvarende streek, met overal kasten van huizen, zoals ik ze me echt niet permitteren kon.

Toen we langs bergen geraamtes reden, waarop kraaien brutaal voor zich uit zaten te kijken, ging er een meewarig “aaaah” door de bus. Maar zo’n openbaar knekelhof was hier blijkbaar de normaalste zaak van de wereld.

In het plaatsje Deshnok aangekomen, ontstond er een opgewonden, zenuwachtig sfeertje in de bus. Toen Ed, onze reisleider er gisteren naar vroeg, zei niemand bang voor ratten te zijn, maar nu lieten de ware helden zich kennen. Maar voordat we ons aan de dieren blootstelden, moesten we eerst de schitterende voorgevel van hun tempel bewonderen. Zijn de enorm gedetailleerde sculpturen van marmer of van ivoor? We kwamen er niet uit, maar vonden ze allemaal prachtig.

We moesten die tempel, een heiligdom immers, blootsvoets betreden. Onze schoenen hadden we al in de bus gelaten en sommigen waren zo verstandig geweest om een paar oude sokken aan te trekken. Ik niet, niet bij stilgestaan en op mijn blote voeten liep ik door het eerste deel van het gebouw. Ik had me de tempel groot en donker voorgesteld, maar hij was klein, overzichtelijk en heel licht. Daardoor zag je niet een van de honderden rondrennende diertjes over het hoofd. Het waren mottige scharminkeltjes, de meeste banger voor ons dan wij voor hen. Ik was niet bang, wel vond ik het hele gebeuren ontzettend vies. Als ik dat dagboek niet vol moest schrijven, zou ik waarschijnlijk na een meter zijn omgekeerd. Nu liep ik in processie achter de anderen door de uitwerpselen en het voer. Als iemand het waagde om stil te staan om een foto te maken, brulden de anderen: “Doorlopen!” We wilden het zien, maar we wilden ook heel snel weer naar buiten.

De ratten, volgens de reisgids toekomstige incarnaties van mystici en sadoes, waren overal. Ze renden over en langs je voeten en kropen tegen de muren omhoog. Ik was blij, toen ik me van deze zelfopgelegde taak had gekweten.

Onze reisgenote, Lima, bleek de witte rat, de geluksbrenger, ontdekt te hebben. We hoefden haar echter niet als mascotte te gebruiken, want ze haalde er heel royaal de rest van de groep bij. Mij niet. Ik was toen al lang pleite.

Voor de vorstelijke prijs van 150 rupees per persoon (destijds in guldens zo’n f 7.50) reed de chauffeur ons drie uur rond, maar niets maakte de rest van de dag meer indruk dan het bezoek aan die smerige rattentempel.

Hierna ging de tocht richting Pakistaanse grens, waar o.a. een kamelensafari op het programma stond. Maar veel mooier vond ik de overnachting midden in de woestijn op het plat dak van wat door moest gaan voor een hotel. Weliswaar joeg een roze spin van een centimeter of tien in doorsnede velen de stuipen op het lijf, maar de schitterende sterrenhemel maakte alle ongemak goed. Ik had mij de dag ervoor de belofte laten ontfutselen om daar op dat dak in het donker een verhaal te vertellen en omdat ik daar in de loop van de dag de nodige keren aan herinnerd was, had ik er maar een bedacht. Vraag me niet meer, hoe het precies ging, maar de hoofdpersonen waren Laila, Brahim en een onbekende adonis. Het was donker onder de sterrenhemel, maar ik voelde dat iedereen aan mijn lippen hing en het was doodstil. Dat bleef het nog een tijdje, toen het verhaaltje uit was. Wat een fantastische ervaring! Toen ontstond er een heftige discussie over de rol van Laila, die ik zwijgend aanhoorde. Ik had mijn beurt gehad en liet de interpretaties nu graag aan de anderen over.

Was Laila een slet of waren haar bedoelingen edel? De jongens en mannen in de groep waren overtuigd van het eerste, de vrouwelijke groepsleden schatten haar wat hoger in. Wel waren ze van mening dat het een verhaal was met een boodschap. Ruud trok zich demonstratief verontwaardigd terug uit de discussie, maar kondigde later een vervolg op het verhaal aan, dat hij samen met Richard zou vertellen en waarin Brahim in het middelpunt zou staan. Hoewel ik de mannen nog regelmatig geplaagd heb met dit voornemen, heb ik het vervolg van het feuilleton nooit mogen horen.



Was dit nou een mythe? Nee, het was niet eens een verhaal over Ganesha, de olifantengod. Maar het was wel een verhaal over een stukje uit mijn reiservaringen en hopelijk heeft het je een indruk gegeven van wat reizen voor mij betekent. En Ganesha is onder andere de god en  beschermheer van de reizigers. Hij is degene die je op de muis die hem tot voertuig dient, aantreft op kruispunten van wegen, daar waar je een keuze moet maken om een nieuwe weg in te slaan. Het is zijn taak om jou daarbij van een goed en veilig advies te dienen. Ik heb al vaker gemerkt dat ik op mijn vriend kan rekenen.

 

 













woensdag 2 april 2025

HET BEDRIEGERSFENOMEEN: VEILIG ACHTER JE MASKER


Hoe zou mijn masker eruitzien? Ik heb wel een vermoeden van het antwoord op die vraag, maar je kunt het beter vragen aan de mensen die mij goed kennen. Zoals veel personen geen weet hebben van bedriegersgevoelens en van het feit dat ze er last van hebben, wist ik het ook lang niet van mezelf.


Een beeld dat nauw verbonden is met het bedriegersfenomeen, is het masker. Mensen die lijden onder bedriegersgevoelens, durven er niet op te vertrouwen dat ze kunnen wat ze  kunnen. Als ze erkenning krijgen voor een geleverde prestatie, denken ze iets in de trant van: ‘Je moest eens weten hoe het echt zit. Ik kan er eigenlijk helemaal niets van. Ik heb geluk gehad en toevallig kreeg ik allemaal makkelijke opdrachten. Iedereen zou het hebben gekund.’

Maar die gedachte klopt niet met de feiten. Voor de bewuste klus waren competenties en vaardigheden nodig waar die persoon over beschikt, maar echt niet zomaar iedereen.


Hoewel hij dus van mening is dat hij er niets van kan, zwijgt hij. Hij rept niet over zijn vermeende onvermogen. Dat zou te grote risico’s met zich meebrengen: om je baan te verliezen, vrienden kwijt te raken, uitgelachen te worden, alleen te komen staan. Denkt hij…

Doordat hij er niets over zegt, voelt hij zich een bedrieger. Hij houdt de mensen voor het lapje, houdt de indruk in stand dat hij meer kan, meer waard is dan in werkelijkheid het geval is. Hij verstopt zich achter zijn masker en is doodsbang dat het afgerukt zal worden en hij naakt tussen de anderen komt te staan. Terwijl die angst compleet ongegrond is.

Maskers nemen verschillende vormen aan. De een overschreeuwt zichzelf, de ander kruipt weg in een hoekje om zo onzichtbaar mogelijk te zijn, de derde werkt zich te barsten. De vierde doet het van tijd tot tijd allemaal en dat geldt, denk ik, ook voor mijzelf. En dat zijn maar enkele voorbeelden.



Wat zou het fijn zijn, als iedereen ‘gewoon’ zichzelf kon zijn. Je bewust van je kwaliteiten en niet bang om fouten te maken. Missers kunnen zien als materiaal om van te leren. Weten dat je er dan nog niet bent, maar dat je het altijd opnieuw kunt proberen. Dat feilbaarheid hoort bij het mens zijn en dat perfectie niet alleen onnodig, maar ook onhaalbaar is.

Dat elke dag weer nieuwe kansen biedt. Het vraagt moed om ervoor open te staan en ze te grijpen. Soms moet je eerst weten waar je angst vandaan komt en daar - zo nodig - wat hulp bij zoeken…

Weet jij hoe jouw masker eruitziet?

vrijdag 28 maart 2025

 ALS JE HET KNECHTJE BENT VAN JE SYSTEEM


In mijn boeken over bore-out en dat over het bedriegersfenomeen dat binnenkort verschijnt, laat ik zien hoe groot de disbalans in de onderstroom vaak is en welke gevolgen dat kan hebben in de bovenstroom van de mensen die het betreft. Bijv. doordat iemand in dienst is genomen door zijn systeem, omdat iemand in een eerdere generatie er zijn plek niet had.

Zo schreef ik over een ex-leerling, brugklasser, die een sterke trek naar de dood voelde, hoewel ze een ogenschijnlijk harmonieus en gelukkig leven leidde. De vader van haar moeder had jaren daarvoor een eind aan zijn leven gemaakt. Dat werd hem door de familie zo kwalijk genomen dat hij vanaf toen voor hen niet meer hoorde bij het systeem en ze zwegen over hem als het graf. Toen haar moeder opa weer een plek gaf in de dagelijkse gesprekken en de kleindochter ervaarde dat ze hem ook anders kon eren dan door hem te volgen, was de trek naar de dood verleden tijd. Momenteel is ze moeder van twee zoontjes.



Gisteren hoorde ik over een jongen van een jaar of twaalf, die extreem negatief gedrag vertoont. Pesten, schoppen, slaan, schreeuwen, vloeken, razen en tieren en allemaal ogenschijnlijk zonder reden. “Het lijkt wel alsof hij bezeten is en geen enkele instantie die zich met hem bezighoudt, kan achterhalen waarom hij dit doet”. De compassie van mijn gesprekspartner lag vooral bij de kinderen die geconfronteerd worden met dit vreselijke gedrag, de mijne ligt primair bij de jongen. Weer zo’n onbegrepen kind, dat zelf waarschijnlijk ook niet weet waarom het doet wat het doet, maar daar wel de sociale gevolgen van ondervindt:  uitbranders en straffen en wat nog veel erger is, buitengesloten worden, want wie wil er nou omgaan met zo’n kind?

Ik suggereerde om het uit te zoeken via een familieopstelling. Om te zien wat hieraan vooraf is gegaan, het aan te kijken en de knul in staat te stellen zijn eigen plek in te nemen, zijn eigen keuzes te maken en ‘gewoon’ kind te zijn. Mijn gesprekspartner vroeg of het niet belastend is om een kind zo’n opstelling te laten ondergaan, maar zo werkt het natuurlijk niet. Zijn plek zal dan worden ingenomen door een representant. Hij hoeft niet eens te weten dat de opstelling plaatsvindt. Die doet haar werk na afloop wel.

Ik hoop dat de volwassenen om hem heen hier werk van maken. Als mijn aanname klopt, kan hij verlost worden van de klus die hij ongeweten en onbewust klaart voor zijn systeem. Zodat hij een twaalfjarige kan worden die ertoe doet en zijn plek vindt tussen zijn leeftijdgenoten. Hij heeft al te lang gewerkt voor iemand anders. Kinderen zoals hij verdienen niet om veroordeeld, maar om geholpen te worden.

dinsdag 4 maart 2025

 


DE NAAIMACHINE VAN MIJN MOEDER,

EEN   VERHAAL…

Perfectionisme is niet aangeboren. Als perfectionisme je wordt voorgeleefd, bijvoorbeeld als ouders en/of opvoeders geen genoegen nemen met achten voor (school)prestaties, maar tienen verlangen, leert een kind dat fouten maken niet mag. Dat ze al zeker niet mogen dienen als materiaal om van te leren en om iets wat nu nog niet helemaal gelukt is, een volgende keer anders aan te pakken.

Dat ging door mijn hoofd, toen ik vanmorgen de naaimachine van mijn moeder in de berging zag staan en ik besloot er nog één keer over te schrijven. Hij staat klaar om opgehaald te worden door de kringloopwinkel, die denkt hem weer aan de praat te kunnen krijgen. Ik weet niet of dat lukt, ik heb er een hard hoofd in. Die naaimachine is ouder dan ik ben en ik heb in september de zeven kruisjes aangetikt. Bovendien is hij niet gebruikt, maar uitgewoond.




Oorspronkelijk was het een trapper, ik kan me nog goed herinneren dat mam er voor 100 gulden een motor op liet zetten. Honderd gulden, een kapitaal in mijn jeugd! Maar wat genoot ze van het moeiteloze gemak waarmee de naald vanaf dat moment over het stof raasde.

Mijn moeder was naaister en een verdomd goede! Naast het mijnwerkersinkomen van mijn vader zorgde haar werk voor de leuke extra’s in ons gezin, hoewel we allemaal vonden dat ze veel te weinig vroeg voor haar naaiwerk. Bedenk hoe arbeidsintensief dat werk was. We hadden geen telefoon, dus wie wilde weten of ze tijd had voor een klus, kwam dat vragen aan de deur. Het raadplegen van de modebladen volgde en het bezorgen van de te verwerken stof gebeurde tijdens bezoek nummer drie. Dan het passen, soms wel twee keer, als er na de eerste keer veel veranderd moest worden. Het ophalen van het kledingstuk gebeurde tijdens bezoek nummer vijf. Al die bezoekjes kostten tijd, koffie en koekjes, want mijn moeder vond dat haar klanten netjes ontvangen moesten worden. Maar ze rekende alleen de uren voor het daadwerkelijke naaiwerk: patroontekenen, knippen en naaien.

Als ze aan het werk was, mocht ik naast haar zitten, maar deed ik mijn mond open, dan werd ik de ruimte uit gestuurd. Ik mocht kijken, maar niets zeggen en niets vragen. Als ik mam met mijn geklets zou afleiden, zou ze de kostbare stof van haar klant kunnen verknippen en dan waren de verdiensten naar de Filistijnen, erger nog, dan kostte het haar geld… Zo heb ik heel wat uren zwijgend naast haar doorgebracht.

Parallel aan het kijkproces thuis moest ik op school rechte lijnen, krommen en cirkels leren stikken. Die waren voorgedrukt op papier en ik vond het een oersaaie en volstrekt overbodige bezigheid. Ik kon het al lang, al had ik het alleen in gedachten gedaan. Ik hoefde het op school niet te leren.

Maar totdat ik ging studeren, kwam er geen naaiwerk uit mijn handen. Dat ik niet zou kunnen tippen aan de prestaties van mijn moeder, weerhield mij daarvan. Bovendien had zij de naaimachine altijd in gebruik. Tot ik op een dag op de markt een lap stof kocht en vastbesloten zei dat ik daar een blouse van ging maken. Mam had de machine ingepakt, omdat ze op dat moment niets te naaien had en ik kreeg toestemming om hem weer uit te pakken. Ze was verwonderd, toen ik vroeg of het mocht, maar stemde toe.

IJverig ging ik aan het werk en tot mijn grote verbazing bleek ik veel meer te kunnen dan ik voor mogelijk had gehouden. Al die jaren observeren hadden me meer geleerd dan ik dacht. Ik gebruikte het radeerwieltje om een patroon te maken, tekende het op de stof over met kleermakerskrijt en knipte de delen uit. Daarbij dacht ik aan ruimte voor de zoom en de naden. Dat ging allemaal goed en hetzelfde gold voor het stikwerk. Dacht ik... Het voorpand van mijn blouse had een pas (een ‘platstuk’ in mijn dialect) en net toen ik dat vast had gemaakt aan het onderste deel van het pand, kon mam haar nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Maar wat een teleurstelling: mijn werk werd resoluut afgekeurd! Dat platstuk moest uitgehaald en opnieuw, want ik had het verkeerd vastgezet.  Vond zij, vond ik niet... Het zag er netjes uit en ik zag geen reden om het te veranderen. Toen ze aanstalten maakte om het dan zelf maar te doen, had ik mijn reden. Ze was bang dat haar klanten zouden denken dat dat prutswerk van haar was!

Ik capituleerde en zuchtend zocht ik een tornmesje om de naad los te knippen en stikte het platstuk ‘goed’ vast. Zo voegde ik me niet voor het eerst en ook niet voor het laatst naar haar idee van perfectie

Maar ik hield van die naaimachine, omdat hij zo verbonden was met het intieme samenzijn met mijn moeder tijdens haar werk. Ook nadat ik er als cadeau voor mijn afstuderen zelf een van haar kreeg, ging ik er tijdens een bezoek aan mijn ouderlijke huis regelmatig vóór zitten.

Toen het dementeringsproces van mijn moeder jaren later snel versnelde, ze opgenomen werd in een verzorgingshuis en haar appartement enkele maanden daarna werd ontmanteld, haalde ik de naaimachine naar Venlo. Iemand was zo aardig het loodzware ding twee trappen voor me op te dragen om hem op de logeerkamer te installeren. Mijn eigen naaimachine was al een tijdje ter ziele en dus ging ik die van mam gebruiken. Tot haar vlammetje na drie jaar in dat huis nog maar op een heel laag pitje flakkerde. Terwijl haar lichtje nog zachtjes brandde, begaf het lampje van de naaimachine het. Het nieuw aangeschafte exemplaar liet zich niet monteren. Het apparaat was er klaar mee, net zo klaar als mijn moeder was met haar leven. Dat was dan ook enkele dagen daarna afgelopen.

Ik heb nog even zonder verlichting genaaid. Dat kon alleen overdag als er voldoende licht naar binnen scheen, maar het duurde niet lang of het apparaat gaf er definitief de brui aan. Na bijna 70 jaar trouwe en intensieve dienst wilde het blijkbaar met pensioen en ik kon niet anders dan hem dat gunnen.



Nu staat hij dus in de berging te wachten op de ophaaldienst van de kringloopwinkel. Omdat ik op zoek ben naar een kleinere woning, ruim ik alles wat in de weg staat op. Maar het voelt als verraad. Zoals een renpaard na gedane zaken zijn laatste jaren mag doorbrengen in de wei, had hij vast nog graag een tijdje in mijn huis gestaan. Ik wil eigenlijk helemaal niet weten of het lukt hem nog aan de praat te krijgen, maar hem bedanken voor al die jaren trouwe dienst. Hij opende voor mij deuren naar vergezichten waar ik niet eens naar op zoek was. Als ik hem zag, zag ik hem samen met mijn moeder. En al speelde hij (of zij) een grote rol in het ontwikkelen van mijn soms overdreven perfectionisme, ik heb ook veel goeds aan hem te danken en nog meer aan haar. Ik houd van die machine, zoals ik van haar hield en altijd zal houden…

vrijdag 14 februari 2025

 

MASKERS, MANDEN EN IJZIGE VLAKTES…

Mensen die last hebben van bedriegersgevoelens, zijn voortdurend bang dat anderen erachter komen dat ze niet kunnen wat ze lijken te kunnen. Maar het verwarrende is dat het niet alleen zo lijkt, maar dat ze er echt toe in staat zijn. In staat geweest zijn, want ze hebben de bewuste prestatie al geleverd. Niet dankzij omstandigheden buiten henzelf, zoals toeval, geluk, het mooie weer, de makkelijke vragen of de empathische examinator. Nee, ze beschikken over de kwaliteiten die ervoor nodig waren.



Iedereen ziet dat, alleen zijzelf zien dat niet. En omdat ze zwijgen over hun vermeende onvermogen, voelen ze zich bedriegers. Mensen moesten eens weten tot hoe weinig ze echt in staat zijn! Ze kijken wel uit om dat wereldkundig te maken, want wat zou er dan voor vreselijks  kunnen gebeuren…

Ze verschansen zich achter beelden, zoals het masker. Stel je voor dat hun masker wordt afgerukt en zichtbaar wordt hoe ze echt zijn!  Ook is er voortdurend de angst om door de mand te vallen en de hoge standaard niet te kunnen halen die ze zichzelf gesteld hebben en waarvan ze aannemen dat anderen hem stellen! Maar ze hebben die standaard al gehaald en de angst om door de mand te vallen of hun masker te verliezen, is onnodig. Ze zijn zichtbaar zoals ze zijn, met alles waartoe ze in staat zijn en dat is in de meeste gevallen behoorlijk veel. Ze hoeven dus ook niet bang te zijn om door het ijs te zakken, want het ijs waarop ze lopen, is stevig genoeg om hen te dragen…

Het is in werkelijkheid niet hun onvermogen dat hun in de weg zit en voorkomt dat ze durven te stralen of hun successen durven te vieren, het is hun zelf verzonnen idee dat ze daar geen recht op en reden toe hebben. Dat ze niks kunnen, niks waard zijn en anderen alleen maar in de weg lopen.

Hoe zou het zijn, als ze zelf hun masker af zouden laten, zelfverzekerd in de mand zouden stappen en sierlijk over het ijs zouden zwieren? Als ze zouden beseffen dat ze dat kunnen? Dan zou er een zware last van hun schouders vallen en zouden ze zich vrij en onafhankelijk door het leven kunnen bewegen! Ik hoop dat mijn nieuwe boek daartoe bij gaat dragen.

vrijdag 7 februari 2025

Is het HUN of HEN?


Mijn 5e boek is in de maak en bij ieder exemplaar kwam wel iemand me vertellen dat ik de woorden 'hen' en 'hun' niet altijd goed gebruik. Soms op een bescheiden manier: ‘Klopt hun wel in die zin?’ soms heftig, alsof ik een heiligdom onteer: ‘Dat stoort enorm!’
In theorie weet ik als Neerlandica natuurlijk hoe het moet.

Omdat ik dat verwijt graag wil voorkomen, ligt tijdens het schrijven een briefje met de regels op mijn bureau om bij twijfel te raadplegen. Het probleem is echter dat ik niet twijfel. In mijn spontane taalgebruik komt 'hen' niet voor en dus schrijf ik soms ten onrechte 'hun'. In mijn dialect bestaat 'hen' namelijk niet en wordt dat overal vervangen door ‘héun’, 'hun'.


Ik zou de fout graag vermijden, maar dan moet ik als een van de woorden in mijn teksten voorkomt, in gedachten steeds de regels nalopen. In mijn manuscript staan 372 'hunnen'. Zelfs na aftrek van de bezittelijke voornaamwoorden, die geen probleem vormen, blijven er te veel over. De juiste keuze is voor mij geen automatisme en het Nederlands is op dit terrein een 'vreemde' taal voor mij. Bovendien ben ik vaak zo met de inhoud bezig dat ik mij niet eens realiseer dat ik zo'n woord gebruik.

Ik let erop en het gaat al veel vaker goed dan fout. 'Hen' klinkt mij nou eenmaal onnatuurlijk in de oren en ik moet er heel bewust voor kiezen.

Dus maar niet meer schrijven of een hun/hen-controleur aanstellen?

Op internet zocht ik naar de actuele status van dit verschil en las:
- In de praktijk worden beide vormen (...) heel vaak zonder onderscheid door elkaar gebruikt. Ook in de geschreven taal, waar deze regel in de eerste plaats voor bedoeld is, wordt het onderscheid zelden consequent toegepast. Dat komt vermoedelijk mede doordat er in heel wat gevallen onduidelijkheid bestaat over de functie van het zinsdeel in kwestie. (Taaladvies.net).
- Er is een toenemende tendens bespeurbaar om hen ook te gebruiken in gevallen waar strikt genomen hun gebruikt zou moeten worden. (Schrijfwijzer van Jan Renkema)
-Het onderscheid tussen hen en hun berust op oude schoolregels en wordt steeds minder toegepast. Dat is ook niet verwonderlijk, want het (...) is kunstmatig.’ (Wikipedia)

Zullen we ons druk maken over belangrijkere zaken? Ik zal die kritiek voortaan maar naast me neerleggen.

dinsdag 14 januari 2025

 IS HET EEN NICHE?


Je hebt een niche nodig,’ zei ze. Om mijn coachbedrijf onder de aandacht te brengen, had ik mijn website vernieuwd en een businesscoach gevraagd ernaar te kijken.

Ze vond mijn aanbod te breed en te algemeen. De wereld had volgens haar specialisten nodig. Wie in de winkelstraat loopt, wil immers precies weten waar je muffins kunt kopen en daar niet eerst een hele supermarkt voor af moeten struinen.


Zo werd ‘faalangst’ mijn eerste niche, niet omdat ik dat ooit zo had ervaren, maar omdat ik er het meest ervaren in was. Ik kon me moeilijk presenteren als coach voor een specialisme waar ik weinig weet van had.

Al snel schreef ik meer dan ik coachte en kwam er een boek over mijn niche, faalangst. Kort daarna ontdekte ik dat ik last had gehad van bore-outklachten, toen ik vervroegd met pensioen ging, een fenomeen waar in ons land nog geen boek over verschenen was. Mijn nieuwe niche was geboren.

Mijn eerste boek over dit thema werd begroet als een uitdaging, een gat in de markt waar je op diverse terreinen winst mee kon boeken. Het tweede volgde vlotjes. Bij het derde kreeg ik ineens te horen dat bore-out slechts een niche is, een te kleine doelgroep heeft en er geen eer aan te behalen valt. Zo kreeg het woord ‘niche’ een nieuwe betekenis.

Het boek kwam er toch en bij het exemplaar dat nu op stapel staat over het bedriegersfenomeen kreeg ik weer zo'n commentaar. Het is te onbekend, geniet te weinig belangstelling en er zit dus geen muziek in. Ook weer een niche? Mogelijk heb ik iets met niches, maar ik zie dat toch anders.

Allereerst biedt een niche kansen, als je ze slim in de markt zet. Daarnaast blijft iets wat geen aandacht krijgt, eeuwig een niche. Maar bore-out was al lang geen niche en het bedriegersfenomeen is er nog minder een, tenminste als je naar het aantal direct betrokkenen kijkt. Een onderzoek wees uit dat driekwart van de vrouwen en de helft van de mannen in enige mate last van dit verschijnsel heeft.* Meer dan 60% van de mensheid.

Het fenomeen is niet onbekend, doordat het nauwelijks voorkomt, maar doordat veel mensen die ermee rondlopen, zich niet veilig genoeg voelen om erover te praten en er dus het zwijgen toe doen. Als we het als een niche blijven zien, is er voor hen ook geen stimulans om dit zwijgen te doorbreken. Het is een fenomeen in een verdoken hoekje van de maatschappij dat daar een triestig leven leidt…

Door meer mensen voor dit onderwerp te interesseren, moet het lukken daar verandering in te brengen. Hopelijk zal mijn boek daartoe bijdragen.


* Stadelmaier, V. (2014) F*ck die onzekerheid, Nooit meer (onterecht) bang om door de mand te vallen